|
Met de voorvoegsels aarts-, loco-,
opper-, sub-, super- en
vice- zijn hoofdzakelijk functieaanduidende substantieven
gevormd die een rangorde aangeven. De procédés zijn niet productief. Alle
genoemde voorvoegsels dragen het woordaccent.
Met aarts-, opper- en super- zijn
substantieven gevormd die betekenen 'de eerste, hoogste, oudste in rang in
de door het grondwoord genoemde functie'. Het laatste voorvoegsel komt niet
zo vaak voor. Voorbeelden zijn respectievelijk:
aartsbisschop,
aartsengel,
aartshertogin,
aartsmoeder,
aartsvader;
opperadmiraal,
opperbestuur,
oppergezag,
opperofficier,
opperrabijn,
opperrechter;
superarbiter,
superintendent.
Voor afleidingen waarin aarts- en super- een
andere betekenis hebben, zie
.
Met sub-, vice- en loco- zijn
substantieven gevormd ter aanduiding van een lagere, ondergeschikte rang in
de door het grondwoord genoemde functie. Voorbeelden zijn:
subdiaken,
subhoofd,
subparagraaf,
subregent;
vice-admiraal,
vice-consul,
vice-kanselier,
vice-koning,
vice-premier,
vice-rector
vice-voorzitter.
Loco-, met de betekenis 'waarnemend, plaatsvervangend', is
beperkt tot de woorden
loco-burgemeester en
loco-secretaris.
Opmerking 4
|
Loco wordt ook wel als zelfstandig woord gebruikt, met name
in de betekenis van loco-burgemeester.
|
|
Voor samenstellingen als onderdirecteur en dergelijke die met
de genoemde categorieën qua betekenis te vergelijken zijn, zie
.
|
|