De voorvoegsels aarts-, loco-, opper-, sub-, super- en vice-
 
[ 12·3·1·3·ii·5 ]
 
Met de voorvoegsels aarts-, loco-, opper-, sub-, super- en vice- zijn hoofdzakelijk functieaanduidende substantieven gevormd die een rangorde aangeven. De procédés zijn niet productief. Alle genoemde voorvoegsels dragen het woordaccent.
     Met aarts-, opper- en super- zijn substantieven gevormd die betekenen 'de eerste, hoogste, oudste in rang in de door het grondwoord genoemde functie'. Het laatste voorvoegsel komt niet zo vaak voor. Voorbeelden zijn respectievelijk:

aartsbisschop, aartsengel, aartshertogin, aartsmoeder, aartsvader; opperadmiraal, opperbestuur, oppergezag, opperofficier, opperrabijn, opperrechter; superarbiter, superintendent.

Voor afleidingen waarin aarts- en super- een andere betekenis hebben, zie .
     Met sub-, vice- en loco- zijn substantieven gevormd ter aanduiding van een lagere, ondergeschikte rang in de door het grondwoord genoemde functie. Voorbeelden zijn:

subdiaken, subhoofd, subparagraaf, subregent; vice-admiraal, vice-consul, vice-kanselier, vice-koning, vice-premier, vice-rector vice-voorzitter.

Loco-, met de betekenis 'waarnemend, plaatsvervangend', is beperkt tot de woorden loco-burgemeester en loco-secretaris. Opmerking 4

Voor samenstellingen als onderdirecteur en dergelijke die met de genoemde categorieën qua betekenis te vergelijken zijn, zie .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina