|
|
Uitroepende zinnen van het type Lummel die/dat je bent!
|
[ 23·5·2·4 ]
|
|
Evenals bij het in
behandelde type kunnen we hier van een voorstuk spreken, dat gevolgd
wordt door een door die of dat ingeleide zin. In
het voorstuk kunnen alleen naamwoordelijke constituenten staan die als
aanspreking gebruikt kunnen worden. De hele uitroepende
zin is dan ook als een met (vaker negatief dan positief) affect geladen
aanspreking te beschouwen, bijv.:
|
(1)
|
Lummel die/dat je bent! (= 'Lummel!')
|
De op het voorstuk volgende zin kan worden ingeleid door die
of dat.Die kan alleen gebruikt worden als de kern
van de naamwoordelijke constituent in het voorstuk een de
-woord is; dat is zowel na het- als na
de -woorden mogelijk. Is die dus te beschouwen
als een betrekkelijk voornaamwoord, de grammaticale status van
dat (betrekkelijk voornaamwoord of voegwoord?) is moeilijker
te bepalen. Op deze kwestie, die alleen van theoretisch belang is, wordt
hier niet nader ingegaan. Het onderwerp van de die/dat-zin is
een persoonlijk voornaamwoord van de eerste of (meestal) van de tweede
persoon, het (werkwoordelijk deel van het) gezegde is een presensvorm van
zijn; andere zinsdelen ontbreken.
In tegenstelling tot het in
vermelde type wordt dit type uitroepende zinnen niet met een speciale
hoge intonatie uitgesproken.
Voorbeelden zijn verder:
|
(2)
|
Pechvogel dat je bent!
|
|
(3)
|
Smerige onderkruipers dat jullie zijn!
|
|
(4)
|
Lieve schat die je bent!
|
|
(5)
|
Helden op sokken die jullie zijn!
|
|
(6)
|
Uil die ik ben!
|
|
|
|
|