|
|
Voorzetsels in engere zin
|
[ 9·2·1 ]
|
|
Voorzetsels in engere zin noemen we die voorzetsels die vóór de constituent
of de bijzin staan waar ze bij horen, bijv.:
|
(1)
|
Hij klom door het raam naar buiten.
|
|
(2)
|
Het menselijk lichaam bestaat hoofdzakelijk uit water.
|
|
(3)
|
Ze bracht hem tot aan de voordeur.
|
|
(4)
|
Zo'n lichte broek is ideaal voor als het mooi weer is.
|
|
(5)
|
Ik ben het helemaal eens met wat je gezegd hebt.
|
Opmerking
|
Voorzetsels kunnen ook deel uitmaken van vaste uitdrukkingen waarvan de
structuur soms opmerkelijk is. Deze uitdrukkingen worden elders in het
boek behandeld. Enkele voorbeelden (voor andere gebruiksgevallen
raadplege men het register):
|
·
voorzetsel + bezittelijk voornaamwoord + x, bijv.:
op z'n Amsterdams,
in/op z'n eentje,
op z'n zondags
, etc.
;
·
van + je als vaste
uitdrukking gebruikt in een lied of als uitroep, bijv.:
van je hela, hola, houd er de moed maar in
, etc.
;
·
een voorzetsel als verbindend element in
parallelconstructies, bijv.: oog om oog, tand om
tand, etc.
, [4]).
|
|
|
|
|
|
|