Het gebruik
 
[ 5·5·6·2 ]
 
1 Op de meeste punten komt het gebruik van de niet-zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden van de tweede persoon overeen met dat van de persoonlijke voornaamwoorden van de tweede persoon. Dit geldt met name voor het gebruik van de je-, u- en ge-vormen (vergelijk ). De 'vertrouwelijkheidsgraad' van jullie is dezelfde als die van het gelijkluidende persoonlijke voornaamwoord, jouw komt wat dat betreft overeen met jij en jou (tegenover je).
     De gereduceerde vorm je komt zowel in geschreven als in gesproken taal voor.
 
2 Evenals bij de persoonlijke voornaamwoorden bestaat er bij de bezittelijke naast jullie een meervoudig je, dat eigenlijk niet goed in schema 5.9 te plaatsen is, omdat het alleen gebruikt wordt in posities die specifiek zijn voor de ongereduceerde vormen, waarin ook jullie kan voorkomen. Het meervoudige je wordt uiteraard alleen gebruikt bij duidelijke verwijzing naar meer dan één persoon. Bij het bezittelijke voornaamwoord is die verwijzing vaak duidelijk doordat er in dezelfde zin een persoonlijk voornaamwoord jullie staat. Volgt het bezittelijk voornaamwoord direct op het persoonlijk voornaamwoord, dan heeft het bezittelijke je om redenen van welluidendheid de voorkeur. Vergelijk:

(1a) Jongens, neem morgen vooral je woordenboeken mee.
(1b) Jongens, neem morgen vooral jullie woordenboeken mee.
(2a) Morgen moeten jullie je woordenboeken meenemen.
(2b) Morgen moeten jullie jullie woordenboeken meenemen.   <<twijfelachtig>>


 
3a Bij het gebruik van het enkelvoudige je of jouw speelt (net als bij het gebruik van het meervoudige jullie of je) de factor welluidendheid een rol. Na een voorafgaand persoonlijk voornaamwoord in volle vorm (jij/jou) vermijdt men liever een volle vorm van het bezittelijk voornaamwoord. Vergelijk:

(3a) De hartelijke groeten aan jou en je vrouw.
(3b) De hartelijke groeten aan jou en jouw vrouw.   <<twijfelachtig>>


 
3b De enkelvoudige gereduceerde vorm je is verplicht in de volgende gebruiksgevallen, waarin je geen betrekking heeft op de toegesprokene en waarin andere bezittelijke voornaamwoorden uitgesloten zijn:

[a]  Het bezittelijk voornaamwoord je verwijst naar het persoonlijk voornaamwoord je, gebruikt met algemene referentie ('men'):

(4) In zo'n situatie mag je je geduld niet verliezen.
(5) Je kunt je leven toch niet op het spel zetten voor een nietsnut.



[b]  Je geeft aan dat de zelfstandigheid genoemd door het substantief de beste in z'n soort is, de meest geschikte voor een bepaald doel enz. Je, waarvan de betekenis hier omschreven kan worden als 'bij uitstek' of 'de ware', kan men vervangen door het lidwoord van bepaaldheid dat op een vergelijkbare manier gebruikt kan worden . Net zoals het lidwoord wordt het voornaamwoord in dit type, en alleen in dit type, sterk beklemtoond. Voorbeelden:

(6a) Dat is adres voor Franse kaas.
(6b) Dat is hét adres voor Franse kaas.
(7a) Dat is auto.
(7b) Dat is auto.

Een combinatie van het lidwoord en het voornaamwoord vindt men in de uitdrukking je van het ('het allerbeste'), bijv.:

(8) Erwtensoep met warme punch, dat is jé van hét.



[c]  Je komt voor in de vaste uitdrukkingen je reinste, je ware, van je welste en (niet) je dát:

·   je reinste is altijd voorbepaling bij een substantief:

(9) Dat is je reinste onzin.



·   je ware wordt zelfstandig en bijvoeglijk gebruikt:

(10) Een register met verwijzing naar bladzijnummers, dat is je ware (register).



·   van je welste is doorgaans bijvoeglijke nabepaling bij een substantief, maar komt ook wel eens voor als bijwoordelijke bepaling:

(11) Nero gaf Clo-Clo een uitbrander van je welste.
(12) Hij kreeg ervan langs, van je welste.



·   je dát (meestal met ontkenning) komt alleen zelfstandig voor:

(13) Een donkerblauw pak en vuurrode sokken, dat is niet je dát.




[d]  Je komt voor na van in enkele vaste uitdrukkingen die gebruikt worden in liederen of als uitroep:

(14) Van je één, en van je twee en van je hopsakee.
(15) Van je één, twee, drie.
(16) Van je hela, hola, houd er de moed maar in.
(17) Van je ras, ras, ras, rijdt de koning door de plas.

Voor idiomatische uitdrukkingen van het type 'voorzetsel + bezittelijk voornaamwoord + x' (bijv. op je/z'n eentje): zie .

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina