|
|
Het type 'voorzetsel + bezittelijk voornaamwoord + x'
|
[ 5·5·7·3·i ]
|
1 |
In twee subtypes is het bezittelijk voornaamwoord altijd z'n.
|
[a]
'op z'n -s'
De betekenis van dergelijke constituenten, die als bijwoordelijke bepaling
fungeren, is 'op de manier zoals aangeduid door het element x'. Als
zodanig zijn adjectieven van aardrijkskundige namen in onbeperkt gebruik.
Ook komen familienamen of voornamen voor, een enkele keer soortnamen; deze
worden dan van een -s voorzien. Voorbeelden:
|
(1)
|
Ze zei het op z'n Amsterdams.
|
|
(2)
|
Koken jullie altijd op z'n Vlaams?
|
|
(3)
|
Zullen we het op z'n Vandenbroekes of op z'n Karels
doen?
|
|
(4)
|
We doen het maar op z'n jan-boerenfluitjes. (= vaste
uitdrukking)
|
|
(5)
|
Het ging daar echt op z'n boers toe.
|
[b]
'op z'n + overtreffende trap'
Ook deze constituenten fungeren als bijwoordelijke bepaling. De meest
voorkomende zijn:
op z'n hoogst,
op z'n laagst,
op z'n laatst,
op z'n minst,
op z'n slechtst,
op z'n voordeligst,
op z'n vroegst,
op z'n zachtst
. Voorbeelden:
|
(6)
|
Ik heb het op z'n voordeligst berekend.
|
|
(7)
|
We zijn op z'n laatst om drie uur thuis.
|
|
(8)
|
Dat is op z'n zachtst gezegd minder prettig.
|
Constituenten van deze structuur komen ook voor onder 3.
Als vaste uitdrukking kan nog vermeld worden: op z'n beloop
(laten), bijv. in de zin:
|
(9)
|
Ik heb de zaken maar op z'n beloop gelaten.
|
|
|
|
2 |
In twee andere subtypes is het bezittelijk voornaamwoord veranderlijk. Met
'veranderlijk' wordt bedoeld dat de keus van het voornaamwoord bepaald kan
worden door het antecedent, maar ook onafhankelijk daarvan altijd z'
n kan zijn.
|
[a]
'met + bezittelijk
voornaamwoord + telwoord'
Het telwoord heeft de speciale vorm op -en of de
verkleinwoordvorm
. Voorbeelden:
|
(10a)
|
Ze waren met z'n vieren.
|
|
(10b)
|
Ze waren met hun vieren.
|
|
(11a)
|
Wat hebben we het gezellig, hè, zo met z'n tweetjes.
|
|
(11a)
|
Wat hebben we het gezellig, hè, zo met ons tweetjes.
|
[b]
'op + bezittelijk voornaamwoord
+ x'
Het element x kan een woord in de overtreffende trap zijn, maar ook een
ander woord, bijv. op - zondags (vergelijk
1). Het voornaamwoord is hier alleen veranderlijk als het
antecedent geen persoon aanduidt. In de vaste uitdrukking op -
elfendertigst is het voornaamwoord altijd veranderlijk.
Voorbeelden:
|
(12a)
|
De bollenvelden zijn nu op z'n mooist.
|
|
(12b)
|
De bollenvelden zijn nu op hun mooist.
|
|
(13a)
|
In deze passage spelen de trompetten op z'n hardst.
|
|
(13b)
|
In deze passage spelen de trompetten op hun hardst.
|
|
(14a)
|
Dat doe je ook op z'n elfendertigst!
|
|
(14b)
|
Dat doe je ook op je elfendertigst!
|
|
|
|
3 |
Soms wordt de keus van het bezittelijk voornaamwoord uitsluitend bepaald
door het antecedent. Dit is het geval als het antecedent van het onder
2, [b] genoemde type ('op +
bezittelijk voornaamwoord + x') een persoon aanduidt. Voorbeelden:
|
(15)
|
Ik werk op m'n hardst!
|
|
(16)
|
Ze was wat je noemt op haar zondags.
|
|
(17)
|
' s Avonds is hij op z'n best.
|
|
(18)
|
Met die rode jurk ben je op je mooist.
|
Verder is tot deze categorie te rekenen het geïsoleerde in/op m'n/z'
n (enz.) eentje:
|
(19)
|
Ze deed het op d'r eentje.
|
|
|
|
|