Inleidende opmerkingen
 
[ 8·6·3·1 ]
 
1 Presentatief er treedt doorgaans op in zinnen met een onbepaalde constituent als onderwerp, die meer naar achteren in de zin staat. Het introduceert als het ware dat informatief belangrijke onderwerp .Er kan dan, althans in mededelende zinnen, de eerste zinsplaats bezetten, waardoor het vervoegde werkwoord (de persoonsvorm) z'n vaste tweede plaats in de zin behoudt. Omdat in het algemeen gesproken op de eerste zinsplaats vaak een onderwerp staat, noemt men het op deze wijze gebruikte er wel 'plaatsonderwerp' (het 'eigenlijke' onderwerp heet dan 'getalsonderwerp'). Staat al een ander of helemaal geen element op de eerste zinsplaats, dan komt er meteen na de eerste pool. Vanuit die redenering spreekt men ook wel van repletief (= 'opvullend') er. Voorbeelden:

(1) Er zaten twee hondjes in de kist.
(2) Er staat iemand voor de deur.
(3) Er stond daar ook een grote bak met formaline.
(4) Er is geen maan vanavond.
(5) Op verzoek van de jubilaris werden er geen toespraken gehouden.
(6) Staat er in de koelkast misschien nog melk?

Ook in vraagwoordvragen komt presentatief er vaak voor. Omdat het vraagwoord hier de eerste zinsplaats bezet, staat er altijd na de persoonsvorm. Voorbeelden:

(7) Wat is er gebeurd?
(8) Wie was er gisteren jarig?
(9) Wie heeft er nog iets leuks meegemaakt?
(10) Wanneer is er kermis in Nijmegen?

Verder wordt presentatief er gebruikt in passieve zinnen zonder onderwerp of met een bijzin als onderwerp (zie voor dat laatste ). Voorbeelden zijn:

(11) Er werd nauwelijks gelachen die avond.
(12) Mag er hier gerookt worden?
(13) Er is gezegd dat ze ziek is.

In bijzondere gevallen kan presentatief er vervangen worden door daar:

(14) Er/daar was eens een klein jongetje... (begin van een sprookje)
(15) Daar was laatst een meisje loos. (eerste regel van een liedje)

Presentatief er komt niet voor in beknopte bijzinnen en infinitiefconstructies na zien, horen, voelen en ruiken . Vergelijk:

(16a) Nadat er een meisje bloemen had aangeboden, mocht ze naast de koningin gaan zitten.
(16b) Na er bloemen te hebben aangeboden, mocht een meisje naast de koningin gaan zitten.   <<uitgesloten>>
(17a) Er stak iemand over; ik zag het.
(17b) Ik zag er iemand oversteken.   <<uitgesloten>>

(n.b. De zinnen (16b) en (17b) zijn wel mogelijk als er locatief geïnterpreteerd wordt .)
 
2 Locatief er en presentatief er vertonen nogal wat overeenkomst. In beide gevallen wordt er zelfstandig gebruikt en de twee gebruikswijzen zijn in een zin niet altijd duidelijk van elkaar te onderscheiden. Semantisch hebben ze gemeen dat ze een letterlijke of figuurlijke ruimte introduceren waarin het in de zin uitgedrukte plaatsvindt. Daarom wordt voor locatief en presentatief er samen wel de overkoepelende term 'situerend er' gebruikt (vergelijk ook ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina