|
|
Bijzondere gevallen
|
[ 6·3·2·2 ]
|
1 |
Superlatieven, inclusief zogenaamde reeksaanduidingen, kunnen niet zonder
meer niet-attributief worden gebruikt. Ze moeten steeds door
het voorafgegaan worden
, bijv.:
|
(1)
|
Hij is het grootst(e).
|
|
(2)
|
Zij kwam het eerst(e).
|
In gevallen als:
|
(3)
|
Hij is de eerste/de laatste.
|
hebben we te maken met zelfstandig gebruik. Een aanvulling hierbij is bijv.
mogelijk: ... van de klas.
|
|
2 |
Als een adjectief metonymisch gebruikt is
, kan het vaak alleen maar bijvoeglijke bepaling zijn, bijv.:
een luie stoel,
in een dronken toestand.
Niet mogelijk is in deze gevallen:
een stoel die lui is
of
in een toestand die dronken is
.
|
|
3 |
Voorts kunnen sommige adjectieven die voorbepaling zijn in bepaalde min of
meer geijkte verbindingen, zoals:
een politieke partij,
de sociale academie,
een instrumentaal ensemble
, in deze gevallen niet op een andere wijze gebruikt worden, hoewel ook
deze adjectieven die mogelijkheid op zichzelf doorgaans wel hebben.
Vergelijk bijv.:
|
(4a)
|
Het ensemble is instrumentaal.
<<uitgesloten>>
|
|
(4b)
|
Deze compositie is louter instrumentaal.
|
|
|
|
|