|
|
Attributief gebruik van adjectieven
|
[ 6·3·1·2 ]
|
|
Men spreekt van attributief of bijvoeglijk gebruik als
het adjectief een onderdeel vormt van een naamwoordelijke constituent met
een substantief of een equivalent daarvan als kern, dat wil zeggen als het
bijvoeglijke bepaling is bij zo'n substantief
. Voorbeelden van attributief gebruikte adjectieven zijn de
gecursiveerde woorden in:
|
(1)
|
Het is een rebelse meid.
|
|
(2)
|
De dure hoed waaide in het water.
|
|
(3)
|
Daar lag een kindeke klein.
<formeel>
|
Een geval als (3) is
formeel-archaïsch
.
|
|
|
|