Buigingsvormen
 
[ 5·9·3·3·i ]
 
1 Als genitiefvorm respectievelijk van iemand en niemand bestaan iemands en niemands. Deze vormen, waarmee een bezitsrelatie wordt uitgedrukt, worden gebruikt als voorgeplaatste genitief bij een substantief, bijv.:

(1a) Hier ligt iemands broek.
(2a) Ik zet m'n fiets hier maar neer, dan staat hij in niemands weg.

Alternatieven voor deze vormen zijn een voorzetselconstituent met van en, in informeel taalgebruik, de combinatie van (n)iemand en het bezittelijk voornaamwoord z'n (vergelijk het type Jan z' n (fiets) ):

(1b) Hier ligt de broek van iemand.
(1c) Hier ligt iemand z'n broek.   <informeel>
(2b) Ik zet m'n fiets hier maar neer, dan staat hij in de weg van niemand.
(2c) Ik zet m'n fiets hier maar neer, dan staat hij in niemand z'n weg.   <informeel>

Uit de alternatieven met van en z'n blijkt dat de naamwoordelijke constituenten als zodanig bepaald zijn. De voorgeplaatste genitiefvormen geven alleen aan dat de referent een niet nader aangeduide persoon is, evenals de zelfstandige vormen iemand en niemand zie .
 
2 Het voornaamwoord andermans ' van een ander' komt alleen in deze genitiefvorm voor. Het is vrijwel altijd niet-specifiek onbepaald of categoriaal c.q. generiek. Voorbeelden:

(3) Bemoei je niet met andermans zaken.
(4) Uit andermans leer is 't goed riemen snijden.


 
3 Een buigingsvorm van enig(e) vinden we in de archaïsche uitdrukking te eniger tijd ' op een of ander tijdstip in de toekomst', in het bijwoord enigermate en in de afleidingen enigerlei en enigerhande (zie ii).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina