De steunpronomina die en dat
 
[ 5·6·3·3·4 ]
 
Vooral in gesproken taal worden die en dat dikwijls gebruikt om te verwijzen naar een constituent die in de aanloop van de zin staat. Op deze manier gebruikt worden ze ' steunpronomina' genoemd. Voorbeelden:

(13) Gerda die beweert dat we morgen vrij hebben.
(14) Wat je daarmee doet, dat is jouw zaak.
(15) Zo'n boek dat kan iedereen wel schrijven.

In deze voorbeelden kunnen de steunpronomina zonder bezwaar weggelaten worden. Zie verder , [1].
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina