De meeste niet-zelfstandige bezittelijke voornaamwoorden hebben een volle
en een gereduceerde vorm. De volle vormen onderscheiden zich van de
gereduceerde doordat ze beklemtoond kunnen worden. Ze zijn dan ook
verplicht in zinnen als de volgende, waarin een bepaald contrast wordt
uitgedrukt:
(1)
Ze hebben niet jouw fiets gestolen, maar die van Piet.
(2)
Zowel mijn als haar oplossing werd geaccepteerd.
(3)
Mijn tuin is mooier dan die van jou.
Wordt het voornaamwoord niet beklemtoond, dan kan men in het algemeen een
gereduceerde of een volle vorm gebruiken. In
gesproken taal
wordt meestal de voorkeur gegeven aan de gereduceerde vormen. (Vergelijk
wat hierover met betrekking tot de persoonlijke voornaamwoorden gezegd
wordt
.) Voor aanvullingen op de hier gegeven algemene regels en voor het
gebruik in geschreven taal zie
.