|
|
De bezitsrelatie
|
[ 5·5·2 ]
|
1 |
Bezittelijke voornaamwoorden verwijzen niet alleen, maar ze drukken ook uit
dat er een bepaalde betekenisrelatie bestaat tussen de zelfstandigheid
aangeduid door het antecedent, en de zelfstandigheid aangeduid door de kern
van de naamwoordelijke constituent waarin een niet-zelfstandig bezittelijk
voornaamwoord determinator is; dit geldt ook wanneer in plaats van zo'n
constituent een zelfstandig bezittelijk voornaamwoord met een lidwoord
voorkomt. Deze betekenisrelatie noemen we bezitsrelatie.
We illustreren een en ander aan de hand van een voorbeeld:
|
(1)
|
Dit is niet mijn boek, maar het jouwe.
|
In de constituent mijn boek uit voorbeeld (1)
verwijst het niet-zelfstandige bezittelijk voornaamwoord mijn
niet alleen naar een ik-persoon, maar geeft het tevens aan dat er een
bezitsrelatie is tussen die persoon en het genoemde boek (zij het dat die
bezitsrelatie in het gegeven voorbeeld ontkend wordt); in de constituent
het jouwe (= jouw boek) verwijst het
zelfstandige bezittelijk voornaamwoord jouwe naar een bepaalde
persoon én geeft het aan dat er een bezitsrelatie met het boek is.
Een ander voorbeeld: in de naamwoordelijke constituent zijn
huis verwijst zijn naar één mannelijke persoon, maar
geeft het ook aan dat die persoon bijv. eigenaar of bewoner van het
bedoelde huis is.
Opmerking
|
In dit verband dient vermeld te worden dat niet alleen de bezittelijke
voornaamwoorden, maar ook de genitiefvormen van de wederkerige,
aanwijzende, vragende, betrekkelijke en onbepaalde voornaamwoorden zowel
een verwijzende functie hebben als een bezitsrelatie uitdrukken. Het gaat
hier om vormen als
elkaars,
diens,
wiens,
ieders, enz. (zogenaamde voorgeplaatste genitieven). Deze vormen
zijn vermeld in de onderdelen waar de desbetreffende voornaamwoorden
behandeld worden.
|
|
|
|
2 |
De betekenisrelatie die het bezittelijk voornaamwoord uitdrukt, wordt in
overeenstemming met de traditionele benaming van deze categorie
voornaamwoorden 'bezitsrelatie' genoemd. Van 'bezitten' in de betekenis die
dit woord in de gewone omgangstaal heeft, is echter lang niet altijd sprake.
Dat is bijv. wel het geval in de volgende voorbeelden:
|
(2)
|
Césarine reed haar auto in de garage.
|
|
(3)
|
Onze kat zal binnenkort gesteriliseerd worden.
|
|
(4)
|
Heb je werkelijk je trouwboekje weggegooid?
|
In combinatie met abstracta wordt veelal een betrekking van oorsprong
aangegeven:
|
(5)
|
Ze loopt met haar verliefdheid te koop.
|
|
(6)
|
Uw opvattingen worden hier niet op prijs gesteld.
|
Een duidelijk voorbeeld is ook:
indien juk figuurlijk wordt opgevat. Met zijn
juk wordt dan bedoeld: het juk (de last) door hem opgelegd, van
hem afkomstig.
In naamwoordelijke constituenten waarvan het kernwoord (het substantief) is
afgeleid van een werkwoord (zogenaamde nominalisaties
), wordt een actieve of passieve betrekking uitgedrukt, die vergeleken kan
worden met de betrekking tussen het onderwerp en het gezegde van een
passieve of actieve zin. Bij substantieven afgeleid van onovergankelijke
werkwoorden is er altijd een actieve relatie tussen de referent van het
voornaamwoord en de werking uitgedrukt door het werkwoord. Met de
naamwoordelijke constituent correspondeert dan een actieve zin met een
persoonlijk voornaamwoord als onderwerp. Vergelijk:
mijn vertrek |
- |
Ik vertrek. |
jouw vlucht |
- |
Jij vlucht. |
hun
rust
|
- |
Zij rusten. |
Bij substantieven afgeleid van overgankelijke werkwoorden is de relatie
actief of passief. Is er een actieve verhouding, dan kan ook een parallelle
actieve zin gevormd worden:
mijn vrees |
- |
Ik vrees. |
zijn
haat
|
- |
Hij haat. |
Aan groepen met een passieve betekenisrelatie beantwoorden passieve zinnen:
zijn bevordering |
- |
Hij wordt
bevorderd.
|
onze redding |
- |
Wij worden
gered.
|
Sommige naamwoordelijke constituenten, zoals
jouw aanbeveling, zijn voor twee interpretaties vatbaar. Welke
interpretatie de juiste is, moet blijken uit context en/of situatie.
Vergelijk:
|
(8a)
|
Jouw aanbeveling baatte mij niet veel. (actief: 'Jij hebt (mij)
aanbevolen')
|
|
(8b)
|
Wat heeft hij tot jouw aanbeveling gezegd? (passief: 'Jij werd
(door hem) aanbevolen')
|
Zie voor meer informatie over actieve en passieve zinnen
.
Voor persoonsnamen wordt het bezittelijk voornaamwoord gebruikt als de
persoon genoemd door de persoonsnaam en die waaraan door het voornaamwoord
wordt gerefereerd, op de een of andere manier bij elkaar horen. Wat voor
relatie er precies wordt bedoeld, blijkt dan uit de aard of de functie van
de genoemde persoon. Voorbeelden:
|
(9)
|
Mijn oom is tuinman, geen tuinarchitect.
|
|
(10)
|
Onze leraar Engels is met een Zaïrese getrouwd.
|
|
(11)
|
Jullie slager heeft lekker gehakt.
|
|
(12)
|
Zou het waar zijn dat hun opperhoofd aan epilepsie lijdt?
|
|
(13)
|
Vaarwel, m'n liefste!
|
Voor eigennamen kan het bezittelijk voornaamwoord gebruikt worden om aan te
geven dat de genoemde persoon tot een bepaald gezin of tot een bepaalde
familie behoort:
|
(14)
|
Onze Dirk is niet geslaagd.
|
|
(15)
|
Jullie François haalt weer kattenkwaad uit.
|
Zie voor speciale gebruiksgevallen van mijn, m'n
en ons/onze in aansprekingen
.
Zowel voor persoonsnamen als voor zaaknamen kan het bezittelijk
voornaamwoord gebruikt worden om uit te drukken dat de door het substantief
genoemde zelfstandigheid door de persoon waarnaar door het voornaamwoord
wordt verwezen, zeer gewaardeerd wordt, dat die er veel over spreekt, er
een bijzondere belangstelling voor heeft, enz.:
|
(16)
|
Begint ze nou weer over haar vierwaardige logica?
|
|
(17)
|
Hoe komt het dan dat jouw Belle van Zuylen zo onbekend is?
|
|
|
|
|