|
|
Inleiding
|
[ 3·5·1 ]
|
1 |
De meervoudsvorming bij substantieven geschiedt in het algemeen door middel
van uitgangen. De meest voorkomende zijn
-en en -s.
Verder bestaat de meervoudsuitgang -eren, kan het tweede lid
van samenstellingen op -man veranderd worden in
-lieden, -lui en -mensen, en worden
er bij niet oorspronkelijk Nederlandse woorden wel meervoudsuitgangen
gebruikt die aan andere talen ontleend zijn (bijv. -a bij
woorden op -um, -i bij woorden op
-us, enz.). Een niet onaanzienlijk aantal substantieven kan
meer dan één meervoudsuitgang hebben, al dan niet met betekenis- of
stijlverschil.
De behandeling van de meervoudsvorming is als volgt opgedeeld: het meervoud
op -en
; het meervoud op -s
; de kleinere categorieën
; de substantieven met meer dan één meervoudsuitgang
, waarvan er overigens om praktische redenen ook enkele vermeld worden
in de andere subparagrafen. Bij deze laatste substantieven wordt de
meervoudsvorm die geacht kan worden het meest
voor te komen, voorop geplaatst (bijv. '
artikelen/artikels ' tegenover '
zondaars/zondaren'); is het onduidelijk welke meervoudsvorm het
meest voorkomt, dan worden de vormen verbonden door
of (bijv. '
assurantiën of
assuranties'). Evenals bij het genus is voor deze aanduidingen in de
mate van het mogelijke gebruik gemaakt van de taalbank van het Instituut
voor Nederlandse Lexicologie (inl, Leiden); verder van de
woordenboeken. Ook hier geldt echter dat er veel
geografisch
bepaalde en persoonlijke verschillen bestaan. Bovendien zijn twee
meervoudsvormen van hetzelfde woord soms stilistisch niet gelijkwaardig
.
Er worden in wat volgt enkele regels voor de meervoudsvorming vermeld en
enkele lijsten van substantieven met bepaalde meervoudsuitgangen gegeven.
Sterker nog dan bij het genus
geldt hier echter dat de regels maar een klein gedeelte van de
substantivische woordvoorraad dekken en dat de lijsten niet volledig kunnen
zijn.
|
|
2 |
Vermelding verdient nog, dat bij
samenstellingen in het algemeen het
tweede lid de meervoudsuitgang krijgt, maar dat er bij
copulatieve samenstellingen uitzonderingen kunnen
optreden.
Zijn de leden van de samenstelling naar de betekenis zuiver gelijkwaardig,
dan krijgen ze beide een meervoudsuitgang. Voorbeelden:
collega's-neerlandici,
ministers-presidenten,
secretarissen-penningmeesters,
luitenants-kwartiermeesters
. In deze gevallen gaat het immers om personen die respectievelijk 'collega
en neerlandicus', 'minister en president (van de ministerraad)',
'secretaris en penningmeester', 'luitenant en kwartiermeester' zijn.
(Uitzonderingen zijn:
priester-arbeiders,
zendeling-artsen
.)
Is het eerste lid van de samenstelling als bepaling, het tweede als
kernwoord op te vatten, dan krijgt alleen het kernwoord de meervoudsuitgang.
Zo is een 'luitenant-generaal' een bepaald soort generaal; het meervoud
wordt dan
luitenant-generaals. Andere voorbeelden zijn:
kandidaat-notarissen,
leerling-verpleegkundigen
.
Naar de uiterlijke vorm vertonen hiermee veel overeenkomst de
combinaties van kernwoord met achtergeplaatst adjectief,
waar ook het kernwoord in het meervoud komt te staan (zoals bij
Staten-Generaal). Voorbeelden zijn:
gouverneurs-generaal,
auditeurs-militair,
executeurs-testamentair,
processen-verbaal
.
In de praktijk is het echter niet altijd gemakkelijk uit te maken, zeker
niet voor de op de betrokken gebieden niet deskundige taalgebruiker, wat
kernwoord en wat bepaling is. Volgens de woordenboeken is het meervoud van
minister-president, zoals hierboven vermeld,
ministers-presidenten, maar de opvatting van
minister-president als een bepaald soort minister (vergelijk de term
eerste minister) lijkt niet ongerijmd. Dit zou aanleiding kunnen
geven tot het meervoud
ministers-president. Anderzijds zijn de meervoudsvormen van
sergeant-majoor en
generaal-majoor volgens de woordenboeken:
sergeant-majoors en
generaal-majoors. Het gaat hier echter om een bepaald soort sergeant
respectievelijk generaal; in het leger worden dan ook de meervouden
sergeanten-majoor en
generaals-majoor gebruikt. Het feit dat de meervoudsuitgang bij
enkelvoudige woorden alleen achteraan kan staan, speelt uiteraard ook bij
samenstellingen een rol. Zo treffen we ook niet-erkende meervoudsvormen als
gouverneur-generaals aan.
Ten slotte moet nog vermeld worden dat bij nevengeschikte substantieven die
naar de betekenis een hechte eenheid vormen, vaak alleen het laatste
substantief een meervoudsuitgang krijgt
(groepsmeervoud). De substantieven en het voegwoord
worden dan meestal door een koppelteken verbonden. Dit doet zich onder
andere voor bij
kop-en-schotels, paard-en-wagens,
voor-en-tegens
, bijv. in de zinnen:
|
(1)
|
Je ziet tegenwoordig niet veel paard-en-wagens meer.
|
|
(2a)
|
De voor-en-tegens werden uitvoerig besproken.
|
Naast (2a) is evenwel ook gebruikelijk:
|
(2b)
|
De voors en tegens werden uitvoerig besproken.
|
Opmerking
|
Het gebruik van enkel- en meervoudsvormen van maat- en tijdaanduiders in
combinatie met telwoorden en een paar (bijv.
drie jaar,
twee weken,
vijf kilo,
een paar meter
) wordt behandeld in het hoofdstuk over de telwoorden
.
|
|
|
|
|
|