|
|
Het gebruik van hebben en zijn bij
groepen van werkwoorden
|
[ 2·3·2·8·iv·e ]
|
1 |
Voor de vorming van voltooide tijden van werkwoorden die zelf al
groepsvormend gebruikt zijn
, geldt de volgende algemene regel: het hulpwerkwoord van tijd is
hebben als het betrokken werkwoord in niet-groepsvormende
functie met hebben vervoegd wordt (bijv.
liggen), anders zijn (bijv. bij
beginnen). Vergelijk de volgende zinsparen, waarin een werkwoord
telkens in de eerste zin zelfstandig en in de tweede zin groepsvormend
gebruikt wordt (voor het gebruik van een infinitief in plaats van een
voltooid deelwoord zie
):
|
(73a)
|
Petra heeft de hele middag in bed gelegen.
|
|
(73b)
|
Petra heeft de hele middag in bed liggen lezen.
|
|
(74a)
|
Rekenen? Dat heb ik nooit goed gekund.
|
|
(74b)
|
Ik heb nooit goed kunnen rekenen.
|
|
(75a)
|
We hebben de koningin gezien.
|
|
(75b)
|
We hebben de koningin zien voorbijkomen.
|
|
(76a)
|
Oom Jan heeft het nog geprobeerd, maar vergeefs.
|
|
(76b)
|
Oom Jan heeft het nog proberen te doen, maar vergeefs.
|
|
(77a)
|
Zijn jullie de hele middag in de kantine gebleven?
|
|
(77b)
|
Zijn jullie de hele middag in de kantine blijven
zitten?
|
|
(78a)
|
Vader is weer naar zijn geliefkoosde viswater geweest.
|
|
(78b)
|
Vader is weer wezen vissen.
|
|
(79a)
|
De winter is gisteren begonnen.
|
|
(79b)
|
Het is gisteren beginnen te vriezen.
|
|
|
2 |
In de tot nog toe gegeven voorbeelden ging het om de uitbreiding van een
tweeledige werkwoordgroep (bijv. liggen lezen in
(73b)). Als een meerledige groep in een voltooide tijd gezet
moet worden, kan zich een complicatie voordoen. Bevat zo'n groep
groepsvormende werkwoorden die ieder afzonderlijk met een verschillend
hulpwerkwoord van tijd vervoegd worden (bijv.
blijven staan wachten:
blijven wordt met zijn vervoegd, maar
staan met hebben), dan kan in de voltooide tijden - dus
bij uitbreiding van de oorspronkelijke groep - naast zijn ook
hebben gebruikt worden. Zie de volgende voorbeelden en
vergelijk (80) met (73):
|
(80a)
|
Petra is nog wat in bed blijven liggen lezen.
|
|
(80b)
|
Petra heeft nog wat in bed blijven liggen lezen.
|
|
(81a)
|
Waarom zijn jullie niet even blijven staan wachten?
|
|
(81b)
|
Waarom hebben jullie niet even blijven staan wachten?
|
Een tweede uitzondering op de algemene regel vormen de werkwoorden
durven,
kunnen,
moeten (en
hoeven),
mogen,
proberen,
trachten,
weten en
willen
, in zoverre dat ze weliswaar altijd met hebben vervoegd
kunnen worden, maar indien gecombineerd met een zelfstandig werkwoord dat
in de voltooide tijden zijn krijgt (bijv.
blijven:
is gebleven), óók met zijn. Anders geformuleerd: het
hulpwerkwoord van tijd kan zich ook naar het zelfstandig werkwoord richten.
Van onderstaande zinnen kunnen dus zowel de (a) - als de
(b) -varianten voorkomen:
|
(82a)
|
Hij heeft niet langer dan een uur durven blijven.
|
|
(82b)
|
Hij is niet langer dan een uur durven blijven.
|
|
(83a)
|
Door de gladheid hebben ze niet kunnen komen.
|
|
(83b)
|
Door de gladheid zijn ze niet kunnen komen.
|
|
(84a)
|
Als voorzitter heeft hij tot het bittere einde moeten
blijven.
|
|
(84b)
|
Als voorzitter is hij tot het bittere einde moeten
blijven.
|
|
(85a)
|
De arrestant heeft proberen/trachten te ontsnappen.
|
|
(85b)
|
De arrestant is proberen/trachten te ontsnappen.
|
|
(86a)
|
De arrestant heeft toch weten te ontsnappen.
|
|
(86b)
|
De arrestant is toch weten te ontsnappen.
|
|
(87a)
|
Ze heeft daar sindsdien nooit meer naartoe willen
gaan.
|
|
(87b)
|
Ze is daar sindsdien nooit meer naartoe willen gaan.
|
De voorkeur voor één van beide varianten kan verschillen naargelang van het
zelfstandig werkwoord en/of de combinatie van werkwoorden. Er doen zich ook
individuele verschillen in voorkeur voor tussen taalgebruikers. Afgezien
van dit alles is de voorkeur voor één van beide varianten ook niet in alle
delen van het taalgebied dezelfde. Hoewel er nogal wat
geografische variatie
blijkt te zijn, kan hierin toch een algemene tendens aangegeven worden: in
Nederland kiest men veeleer voor hebben, in België - zij het
in minder sterke mate - voor zijn.
Opmerking 4
|
Als in dergelijke zinnen een bepaling voorkomt die alleen maar bij de
eerste infinitief kan horen, dan is alleen hebben mogelijk:
|
(ia)
|
Ik heb vruchteloos proberen te ontkomen.
|
|
(ib)
|
Ik ben vruchteloos proberen te ontkomen.
<<uitgesloten>>
|
Kan de bepaling zowel bij de eerste als bij de tweede infinitief horen,
dan zijn weer zowel hebben als zijn mogelijk:
|
(iia)
|
Ik heb zo gauw mogelijk proberen te ontkomen.
|
|
(iib)
|
Ik ben zo gauw mogelijk proberen te ontkomen.
|
Het gaat hier alleen om gevallen waarin
proberen groepsvormend gebruikt is. Is het daarentegen
niet-groepsvormend gebruikt (zie
), dan is alleen hebben als hulpwerkwoord van tijd
mogelijk. Vergelijk (iic) met (iia):
|
(iic)
|
Ik heb zo gauw mogelijk geprobeerd te ontkomen.
|
|
|
Bij meerledige werkwoordgroepen is de zojuist besproken dubbele
mogelijkheid voor de vorming van voltooide tijden er niet, zeker niet als
alle groepsvormende werkwoorden afzonderlijk met hebben
vervoegd worden. Vergelijk:
|
(88a)
|
Ze hadden de optocht jammer genoeg niet goed kunnen zien
voorbijkomen.
|
|
(88b)
|
Ze waren de optocht jammer genoeg niet goed kunnen zien
voorbijkomen.
<<uitgesloten>>
|
|
(89a)
|
Ik heb altijd op bezoek willen blijven komen, maar ik mocht
niet van jou.
|
|
(89b)
|
Ik ben altijd op bezoek willen blijven komen, maar ik mocht
niet van jou.
<<twijfelachtig>>
|
|
|
|
|