|
|
De conjunctief (aanvoegende wijs)
|
[ 2·3·2·4 ]
|
|
De conjunctief komt vrijwel alleen voor in de derde
persoon enkelvoud van het presens en wordt gevormd door de -n
van de infinitief weg te laten:
|
(1)
|
Leve de koningin!
|
|
(2)
|
Kome wat komt.
|
|
(3)
|
Het ga je goed.
|
Na een r kan de -e vervallen, zodat de stam
overblijft:
|
(4)
|
De hemel bewaar me.
|
|
(5)
|
God beter het.
|
In principe is van ieder werkwoord op deze manier een conjunctief te vormen;
in de praktijk is het aantal werkwoorden waarvan conjunctiefvormen
voorkomen, echter beperkt (vergelijk
).
Bij het werkwoord
zijn komt naast de conjunctief
zij ook een conjunctief van het imperfectum (eveneens in de derde
persoon) voor, namelijk
ware, bijv.:
|
(6)
|
Het zij zo.
|
|
(7)
|
Het ware te wensen.
|
Een conjunctiefvorm in de derde persoon meervoud komt voor in:
|
(8)
|
Mogen zij rusten in vrede.
<formeel>
|
Een conjunctiefvorm in de eerste persoon komt voor in:
|
(9)
|
Ik moge erop wijzen dat uw aanvraag uiterlijk 1 december in ons
bezit dient te zijn.
<formeel>
|
|
|
|
|