|
|
Het tegenwoordig deelwoord (onvoltooid deelwoord, participium praesentis)
|
[ 2·3·2·6 ]
|
|
Het tegenwoordig deelwoord wordt gevormd door aan de
infinitief -d of -de toe te
voegen. De eerste vorm is de meest gebruikelijke. In vaste uitdrukkingen
komt soms alleen de tweede voor. Vergelijk (1) met
(2) en (3):
|
(1)
|
Al reizend(e) heb ik heel wat nieuwe indrukken opgedaan.
|
|
(2)
|
Ze zijn ziende blind.
|
|
(3)
|
Al doende leert men.
|
|
|
|
|