Overzicht van de woordsoorten
 
[ 1·3 ]
 
1 Naargelang van de waarde die men aan de verschillende bij het woord onderscheiden aspecten toekent, kan men de woorden van een taal op grond van gemeenschappelijke kenmerken op verschillende manieren indelen. Gewoonlijk laat men de syntactische valentie daarbij het zwaarste wegen. In aansluiting bij de traditie onderscheiden wij in de ANS de volgende tien woordsoorten of woordklassen:

[1]  werkwoorden , bijv. slapen, ontbijten, schrijven, stofzuigen, weglopen ;

[2]  substantieven , bijv. poes, tafel, olie, Erik, Nijmegen ;

[3]  lidwoorden : de, het, een ;

[4]  voornaamwoorden , bijv. ik, ons, die, zulke, iemand, wie ;

[5]  adjectieven , bijv. rood, dronken, plantaardig, klaar, gelijkbenig ;

[6]  telwoorden , bijv. vijf, driehonderd, zevende, weinig, beide ;

[7]  bijwoorden , bijv. buiten, hier, vaak, dus, waarom ;

[8]  voorzetsels , bijv. aan, bij, met, af, toe ;

[9]  voegwoorden , bijv. als, alvorens, hoewel, nadat, of ;

[10]  tussenwerpsels , bijv. bah, , foei, ach, o .
De meeste van deze woordsoorten worden nog verder ingedeeld in betekeniscategorieën of in morfologisch-syntactische subklassen. Deze indelingen worden gemaakt in de respectieve hoofdstukken.
 
2 Soms kan een bepaalde woordvorm tot meer dan één woordsoort gerekend worden, naargelang van de valenties van dat woord. Het woord laken is in de betekenis 'beddenlaken' een substantief, onder meer op grond van de mogelijkheid om een meervouds-s te krijgen , bijv. in twee lakens. In de betekenis 'zijn afkeuring uitspreken' is het een werkwoord, blijkens de mogelijkheid om vervoegd te worden , bijv. ik laak, jij laakt, zij laakten . Een ander geval doet zich voor wanneer woorden in verschillende gebruikswijzen aan elkaar gerelateerd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is kaart in de zinnen (1) en (2):

(1) Ik heb nog één kaart in mijn hand.
(2) Hij kaart graag.

In (1) hebben we te maken met een voorwerpsnaam, in (2) met het werkwoord 'kaartspelen'. Het woord kaart vertoont dan respectievelijk kenmerken van een substantief - het kan een meervoudsvorm ( kaarten) en een verkleinwoordvorm ( kaartje) krijgen - en van een werkwoord - het kan nu vervoegd worden: wij kaarten, hij kaartte , enzovoort. In zo'n geval spreekt men niet van homonymie , maar van conversie of klassenverhuizing, van de overgang van de ene klasse van woorden naar de andere . Daarbij is het zelfs taalhistorisch niet altijd uit te maken welk gebruiksgeval als basis voor het andere heeft gediend. Andere voorbeelden van het verschijnsel klassenverhuizing zijn te constateren bij vergelijking van een vierkant doosje (vierkant is hierin een adjectief) met het vierkant (vierkant is hier substantief) en bij vergelijking van de zinnen:

(3) Het is er sedert niet beter op geworden.
(4) Het schiet aardig op sedert hij hier is.
(5) Hij is er sedert begin februari.

In (3) is sedert (= 'sedertdien') een bijwoord, in (4) is het een voegwoord en in (5) is sedert een voorzetsel.
 
3 Tot slot moet hier nog melding gemaakt worden van een heel bijzonder gebruiksgeval, waarbij elk willekeurig woord als onzijdig substantief gebruikt kan worden, bijv.:

(6) Verwijs je naar een kind met hij of het?
(7) Dat 'van'altijd weer, begint me te vervelen.
(8) Zeven is een telwoord.

De gecursiveerde gedeelten in deze zinnen zijn te omschrijven met 'het woord x'. Men zegt dat deze woorden in zelfnoemfunctie gebruikt zijn. Het speciale karakter van deze gebruikswijze komt tot uitdrukking in het feit dat ook woorddelen op deze manier voor kunnen komen, bijv.:

(9) A: Zei jij daarnet boompje of boomke? B: Pje.

en verder in het feit dat bepaalde grammaticale regels soms niet van toepassing zijn. In zin (6) hierboven neemt het persoonlijk voornaamwoord hij in tegenstelling tot de regel na het voorzetsel met geen niet-onderwerpsvorm aan .
     Gevallen van substantivering van diverse woorden zonder dat er sprake is van zelfnoemfunctie treft men aan in het voor en het tegen (van deze oplossing), ons schrijven (van 1 april jl.) en het waarom (van deze bijeenkomst) .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina