De rol van het onderwerp bij het uitdrukken van aspectualiteit
 
[ 30·3·3 ]
 
De volgende voorbeelden illustreren dat ook het onderwerp invloed heeft op de aspectualiteit van de zin.

(1a) Mijn man (kreeg dit jaar met vaderdag een bosje bloemen.) (terminatief)
(1b) Mannen (kregen dit jaar met vaderdag een bosje bloemen.) (duratief)
(1c) Geen man (kreeg dit jaar met vaderdag een bosje bloemen.) (duratief)

In de (a) -zin hebben we met een terminatieve zin te maken. Het onderwerp van de zin betreft één welbepaalde man en daarvan wordt gezegd dat deze dit jaar met vaderdag een bosje bloemen kreeg. De situatie door de zin aangeduid, geeft een afgeronde gebeurtenis weer (een eindpuntgebeuren). In de (b) -zin hebben we met een duratieve zin te maken. Doordat het onderwerp van de zin hier gevormd wordt door een naamwoordelijke constituent die bestaat uit een kaal meervoud en niet gespecificeerd is ten aanzien van de kwantiteit (zie hiervoor ), krijgen we een generieke lezing, dat wil zeggen een lezing waarin een algemene uitspraak, een generalisatie, een regel of iets dergelijks tot uitdrukking wordt gebracht. In de (b) -zin wordt uitgedrukt dat mannen dit jaar in de regel met vaderdag een bosje bloemen kregen. Hetzelfde geldt m.m. voor de (c) -zin. De negatie in de naamwoordelijke constituent die onderwerp is, veroorzaakt een generieke interpretatie van de werkwoordelijke constituent en de zin is derhalve duratief.
     Het al dan niet gespecificeerd zijn ten aanzien van de kwantiteit en het al dan niet optreden van negatie in de naamwoordelijke constituent bepalen dus mede het aspect van de zin. Heeft de situatie door de werkwoordelijke constituent aangeduid op zichzelf een inherent eindpunt en wordt het onderwerp gevormd door een naamwoordelijke constituent die gespecificeerd is ten aanzien van de kwantiteit, dan krijgt de zin terminatief aspect (zie (1a)). Echter, wanneer de door de werkwoordelijke constituent aangeduide situatie wel een eindpunt bevat, maar het onderwerp wordt gevormd door een naamwoordelijke constituent die niet gespecificeerd is ten aanzien van de kwantiteit of één die een negatie bevat, dan is het aspect van de zin duratief (zie (1b) en (1c)). Heeft de situatie aangeduid door de werkwoordelijke constituent op zichzelf geen eindpunt, zoals in de voorbeelden (2a) en (2b), dan is de zin onafhankelijk van de aard van het onderwerp duratief.

(2a) Jouw kind (fietst behoorlijk hard.) (duratief)
(2b) Nederlanders (fietsen behoorlijk hard.) (duratief)

In zin (2a) wordt in de naamwoordelijke constituent die het onderwerp van de zin is, weliswaar de kwantiteit gespecificeerd (namelijk één bepaald kind), maar het aspect van de hele zin is, net als in (2b), toch duratief.
     Wanneer er sprake is van een loos onderwerp, zoals in de voorbeelden (3a) en (3b), dan wordt het aspect alleen door de werkwoordelijke constituent bepaald.

(3a) (De zon zakt. Iemand zegt: ) Het (wordt koud.) (terminatief)
(3b) Het (blijft maar koud.) (duratief)

Het onbepaald voornaamwoord het in (3) is niet gespecificeerd ten aanzien van de kwantiteit (zie ), maar dat beïnvloedt het aspect van de zin niet. In (3a) heeft de door de werkwoordelijke constituent aangeduide situatie een inherent eindpunt. Zodra het koud is, is dat eindpunt bereikt. De zin is derhalve terminatief. Zin (3b) is duratief. De situatie die de werkwoordelijke constituent weergeeft, heeft geen inherent eindpunt. Er wordt in uitgedrukt dat een bepaalde toestand blijft aanhouden. Hetzelfde geldt wanneer het onderwerp van de zin gevormd wordt door het presentatieve er. Ook dan wordt het aspect van de zin alleen door de werkwoordelijke constituent bepaald.

(4a) Er (kwam een student aan.) (terminatief)
(4b) Er (wordt gezongen.) (duratief)

Zin (4a) heeft terminatief aspect. De situatie die door de werkwoordelijke constituent wordt aangeduid, heeft een inherent eindpunt. Zodra de student is aangekomen, is dat eindpunt bereikt. De situatie die door de werkwoordelijke constituent in zin (4b) wordt aangeduid, heeft daarentegen geen inherent eindpunt. Er kan urenlang gezongen worden. De werkwoordelijke constituent geeft op zichzelf een ongelimiteerde activiteit weer en zin (4b) is derhalve duratief.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina