Vaste verbindingen
 
[ 30·3·2·5 ]
 
Als het werkwoord een vaste verbinding vormt met zijn complement, dan draagt dit niet op dezelfde manier bij aan de aspectualiteit van de werkwoordelijke constituent als in een relatie met het werkwoord waarin er geen sprake is van een vaste verbinding. Vergelijk:

(1a) (Ze) gaf hem een veeg uit de pan. (terminatief)
(1b) (Ze) gaf hem vegen uit de pan.   <<uitgesloten>>
(2a) (Ze) gaf hem een veger uit Japan. (terminatief)
(2b) (Ze) gaf hem vegers uit Japan. (duratief)

In (1a) is er in de meest voor de hand liggende interpretatie sprake van de vaste verbinding 'iemand een veeg uit de pan geven'. Dit is een idiomatische uitdrukking. Er is dus niet letterlijk sprake van iets dat door iemand gegeven wordt, maar van de overdrachtelijke betekenis 'iemand een verwijt maken'. Het werkwoord vormt in verbinding met het voorwerp een activiteit die een zekere aspectualiteit heeft, t.w. terminatief aspect. Men kan het voorwerp een veeg met behoud van deze interpretatie dan ook niet in het meervoud zetten, zoals in (1b), of het voorwerp bevragen: 'Wat gaf ze hem? Een veeg', en 'Waar kwam die veeg vandaan? Uit de pan'.
     In (2a) hebben we niet te maken met een vaste verbinding. Er is letterlijk sprake van een voorwerp dat gegeven wordt. We kunnen het voorwerp dan ook in het meervoud zetten, getuige (2b), en het bevragen: 'Wat gaf ze hem? een veger', en 'Waar kwam die veger vandaan? Uit Japan'. Het voorwerp draagt hier op de gangbare wijze bij aan de aspectualiteit van de werkwoordelijke constituent. In (2a) is het voorwerp een naamwoordelijke constituent die gespecificeerd is ten aanzien van kwantiteit en geeft het derhalve mede gestalte aan het terminatieve aspect van de werkwoordelijke constituent. In (2b) is het voorwerp een kaal meervoud en dus niet gespecificeerd ten aanzien van kwantiteit, waardoor de werkwoordelijke constituent duratief aspect krijgt.
     Dat de voorwerpen in vaste verbindingen niet eenzelfde rol spelen bij de totstandkoming van de aspectualiteit, wordt eens te meer duidelijk, wanneer we werkwoordelijke constituenten bekijken die in hun letterlijke interpretatie terminatief aspect hebben en in hun figuurlijke interpretatie duratief aspect. Zie bijv.:

(3a) (Hij) bedekte het met de mantel der liefde.

In de niet erg voor de hand liggende letterlijke interpretatie van (3a) is er sprake van een welbepaald voorwerp dat met een welbepaalde mantel, namelijk de mantel der liefde werd bedekt. In deze interpretatie hebben we te maken met terminatief aspect: zodra datgene bedekt is, is het eindpunt van de activiteit die door het werkwoord wordt uitgedrukt, bereikt. In de meer gewone figuurlijke interpretatie is er sprake van iets dat uit barmhartigheid verzwegen of vergoelijkt werd. In deze interpretatie duidt de werkwoordelijke constituent een toestand aan en hebben we te maken met duratief aspect. We kunnen derhalve ook een duurbepaling als jarenlang, zoals in (3b), toevoegen zonder dat dit noodzakelijkerwijs een herhalingslezing veroorzaakt (vergelijk ):

(3b) (Hij) bedekte het jarenlang met de mantel der liefde. (duratief)


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina