|
|
De voorwerpen
|
[ 30·3·2·2 ]
|
|
Naamwoordelijke constituenten die als voorwerp in de werkwoordelijke
constituent optreden, kunnen de aspectualiteit van de werkwoordelijke
constituent beïnvloeden. Beschouw de volgende voorbeelden:
|
(1a)
|
(Henk) at. (duratief)
|
|
(1b)
|
(Henk) at een ei. (terminatief)
|
|
(1c)
|
(Henk) at eieren. (duratief)
|
|
(1d)
|
(Henk) at geen ei. (duratief)
|
De werkwoordelijke constituent in (1a) duidt een activiteit
aan: 'eten'. Het betreft een activiteit waarin een bepaalde ontwikkeling te
zien is die op zichzelf niet gelimiteerd is. De werkwoordelijke constituent
in (1a) is duratief en zin (1a) is derhalve ook
duratief. In (1b) daarentegen zien we dat er wel een inherent
eindpunt gegeven is. De constituent een ei, die
gespecificeerd is ten aanzien van de kwantiteit (in dit geval
één ei, zie
), formuleert een eindpunt voor de activiteit aangeduid door het
werkwoord en maakt de zin daarmee terminatief: zodra Henk het ei gegeten
heeft is het eindpunt van de situatie bereikt. In (1c) hebben
we weer met een duratieve zin te maken. De naamwoordelijke constituent
eieren specificeert niet de hoeveelheid eieren. Gezien het
feit dat deze naamwoordelijke constituent dus niet gespecificeerd is ten
aanzien van de kwantiteit, kan hij ook geen begrenzing aangeven van de
activiteit die door het werkwoord wordt aangeduid en is de werkwoordelijke
constituent duratief. Hetzelfde geldt m. m. voor zin (1d).
Door de negatie wordt de afwezigheid van het voorwerp geëxpliciteerd. Er is
zodoende geen voorwerp dat de activiteit aangeduid door het werkwoord, kan
begrenzen. De werkwoordelijke constituent heeft geen inherent eindpunt en
de zin is derhalve duratief.
Het al dan niet gespecificeerd zijn ten aanzien van de kwantiteit en het al
dan niet optreden van negatie in de naamwoordelijke constituent kunnen dus
mede de aspectualiteit van een zin bepalen.
|
(2a)
|
(Jonah Joshua) liep. (duratief)
|
|
(2b)
|
(Jonah Joshua) liep een kilometer. (terminatief)
|
|
(2c)
|
(Jonah Joshua) liep kilometers. (duratief)
|
Ook de werkwoordelijke constituent in (2a) betreft een
activiteit zonder inherent eindpunt. 'Lopen' geeft een gebeuren weer waarin
sprake is van een bepaalde ontwikkeling: naarmate iemand langer loopt,
neemt de afstand die iemand gelopen heeft toe. Toevoeging van een
naamwoordelijke constituent die gespecificeerd is ten aanzien van de
kwantiteit, zoals de naamwoordelijke constituent een
kilometer in (2b), kan de activiteit aangeduid door
het werkwoord limiteren, zodat de werkwoordelijke constituent terminatief
aspect krijgt en de zin terminatief is. Het gebeuren dat in
(2b) wordt uitgedrukt, heeft een inherent eindpunt. In
(2c) zien we dat een naamwoordelijke constituent die niet
gespecificeerd is ten aanzien van de kwantiteit, de door het werkwoord
uitgedrukte activiteit niet limiteert. Zodoende blijft (2c)
ten opzichte van (2a) zijn duratief aspect houden.
Bekijkt men echter de volgende zin:
|
(3)
|
(Rachel) duwde de boodschappenwagen. (duratief)
|
dan ziet men dat, hoewel er sprake is van een dynamisch werkwoord in
combinatie met een naamwoordelijke constituent die gespecificeerd is ten
aanzien van de kwantiteit, dit toch niet resulteert in terminatief aspect.
Dit komt doordat de boodschappenwagen de activiteit die door het werkwoord
wordt uitgedrukt, niet begrenst. De werkwoordelijke constituent heeft
duratief aspect en zin (3) is daarom ook duratief.
|
|
|
|