Het werkwoord
 
[ 30·3·2·1 ]
 
Een werkwoordelijke constituent bestaat onder andere uit een werkwoord. Dat werkwoord kan een dynamisch of een statisch karakter hebben. We spreken van een dynamisch karakter als het werkwoord een activiteit of proces weergeeft waarin er sprake is van een bepaalde ontwikkeling, verandering, anders gezegd een verloop in de tijd, zoals bijv.

ontploffen smelten verorberen fietsen slapen

Van een statisch werkwoord spreken we als dit juist niet het geval is en het werkwoord een bepaalde toestand aanduidt. Voorbeelden zijn:

houden van zijn kennen weten


     Wanneer een werkwoord een dynamisch karakter heeft, dan kunnen eventuele voorwerpen en sommige bepalingen nog een bijdrage aan de aspectualiteit van de werkwoordelijke constituent leveren. Vergelijk bijvoorbeeld de zinnen in (1):

(1a) (Benjamin) liep. (duratief)
(1b) (Benjamin) liep een kilometer. (terminatief)
(1c) (Benjamin) liep kilometers. (duratief)

Het werkwoord lopen duidt een activiteit aan met een bepaald verloop. Deze activiteit is op zichzelf niet in de tijd begrensd. De werkwoordelijke constituent in (1a) heeft zodoende duratief aspect en zin (1a) is derhalve ook duratief. In combinatie met het voorwerp een kilometer draagt de werkwoordelijke constituent echter terminatief aspect. Het voorwerp kan de activiteit die door het werkwoord wordt uitgedrukt namelijk begrenzen (zie ). Zin (1b) is derhalve terminatief. In (1c) zien we dat, wanneer er geen sprake is van één kilometer, maar van een niet gespecificeerd aantal kilometers, de activiteit niet begrensd wordt en de werkwoordelijke constituent duratief aspect heeft. Daarmee wordt ook de zin duratief.
     Wanneer het werkwoord een statisch karakter heeft, dan hebben de voorwerpen en bepalingen die eventueel ook nog in de werkwoordelijke constituent kunnen optreden geen enkele invloed meer op de aspectuele informatie. De werkwoordelijke constituent en de zin hebben in dat geval altijd duratief aspect. Vergelijk:

(2a) (Ellen) houdt van Dette. (duratief)
(2b) (Ellen) houdt van mensen. (duratief)

De naamwoordelijke constituent Dette in (2a) duidt weliswaar een gespecificeerde kwantiteit aan (t.w. één persoon uit de verzameling van alle personen), maar zorgt toch niet voor een inherent eindpunt. Het werkwoord houden van heeft een statisch karakter en daarom zijn (2a) en (2b) beide duratief.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina