|
Een werkwoordelijke constituent bestaat onder andere uit een werkwoord. Dat
werkwoord kan een dynamisch of een statisch karakter hebben. We spreken van
een dynamisch karakter als het
werkwoord een activiteit of proces weergeeft waarin er sprake is van een
bepaalde ontwikkeling, verandering, anders gezegd een verloop in de tijd,
zoals bijv.
ontploffen
smelten
verorberen
fietsen
slapen
Van een statisch werkwoord spreken
we als dit juist niet het geval is en het werkwoord een bepaalde toestand
aanduidt. Voorbeelden zijn:
houden van
zijn
kennen
weten
Wanneer een werkwoord een dynamisch karakter heeft, dan kunnen eventuele
voorwerpen en sommige bepalingen nog een bijdrage aan de aspectualiteit van
de werkwoordelijke constituent leveren. Vergelijk bijvoorbeeld de zinnen in
(1):
|
(1a)
|
(Benjamin) liep. (duratief)
|
|
(1b)
|
(Benjamin) liep een kilometer. (terminatief)
|
|
(1c)
|
(Benjamin) liep kilometers. (duratief)
|
Het werkwoord lopen duidt een activiteit aan met een bepaald
verloop. Deze activiteit is op zichzelf niet in de tijd begrensd. De
werkwoordelijke constituent in (1a) heeft zodoende duratief
aspect en zin (1a) is derhalve ook duratief. In combinatie
met het voorwerp een kilometer draagt de werkwoordelijke
constituent echter terminatief aspect. Het voorwerp kan de activiteit die
door het werkwoord wordt uitgedrukt namelijk begrenzen (zie
). Zin (1b) is derhalve terminatief. In (1c)
zien we dat, wanneer er geen sprake is van één kilometer, maar van een niet
gespecificeerd aantal kilometers, de activiteit niet begrensd wordt en de
werkwoordelijke constituent duratief aspect heeft. Daarmee wordt ook de zin
duratief.
Wanneer het werkwoord een statisch karakter heeft, dan hebben de voorwerpen
en bepalingen die eventueel ook nog in de werkwoordelijke constituent
kunnen optreden geen enkele invloed meer op de aspectuele informatie. De
werkwoordelijke constituent en de zin hebben in dat geval altijd duratief
aspect. Vergelijk:
|
(2a)
|
(Ellen) houdt van Dette. (duratief)
|
|
(2b)
|
(Ellen) houdt van mensen. (duratief)
|
De naamwoordelijke constituent Dette in (2a)
duidt weliswaar een gespecificeerde kwantiteit aan (t.w. één persoon uit de
verzameling van alle personen), maar zorgt toch niet voor een inherent
eindpunt. Het werkwoord houden van heeft een statisch
karakter en daarom zijn (2a) en (2b) beide
duratief.
|
|