|
|
Aard van de leden
|
[ 25·9·2·2·2 ]
|
a |
Bij nevenschikking van zinnen met voor-pv door middel van
ofwel-ofwel is de voor-pv ofwel eerste ofwel tweede zinsdeel.
In België komt vrijwel alleen de eerste mogelijkheid voor, in Nederland is
de tweede sterk in de meerderheid. Bij of-of zijn er geen
bijzonderheden wat de woordvolgorde betreft. Er worden vrijwel alleen
mededelende zinnen nevengeschikt. Enkele voorbeelden:
|
(2)
|
Of die muziek wordt zachter gezet, of wij vertrekken onmiddellijk.
|
|
(3)
|
Ofwel mijn vrouw komt je helpen, ofwel we gaan met z'n allen in de stad
eten.
|
|
(4)
|
Ofwel had ik al lang weg moeten zijn, ofwel is de klok een kwartier voor.
|
Bij nevenschikking van zinnen die ten minste het onderwerp en de
persoonsvorm gemeenschappelijk hebben, kan het eerste element van de
reeksvormer vlak achter de gemeenschappelijke delen en in ieder geval vóór
de tweede pool van de zin staan, en kunnen de gemeenschappelijke delen in
het tweede lid worden weggelaten (vergelijk
, [4][c]). Voorbeelden:
|
(5)
|
Ik zal hem of opbellen of (ik zal hem) een fax
sturen; (een brief schrijven duurt me te lang).
|
|
(6)
|
Hij zal me ofwel uitmaken voor alles wat lelijk is,
ofwel (zal hij) me volkomen negeren.
|
|
|
b |
Zinnen met achter-pv kunnen alleen als leden van een
disjunctie met of-of of ofwel-ofwel optreden, als
ze ten minste het inleidende (voeg)woord gemeenschappelijk hebben. Het
eerste of of ofwel wordt achter de
gemeenschappelijke delen geplaatst, die in het tweede kunnen worden
weggelaten (vergelijk
, [4][c]); deze weglating heeft de voorkeur. Vergelijk
(het voegwoord dat en het onderwerp u zijn
gemeenschappelijk):
|
(7a)
|
(Hij zal wel zeggen: ) 'Of(wel) u kunt huursubsidie krijgen
of(wel) (u kunt) voor een goedkopere woning in aanmerking
komen'. (= hij zegt: 'a of b')
|
|
(7b)
|
(Hij zal wel zeggen) dat ik of(wel) huursubsidie kan krijgen
of(wel) (-) voor een goedkopere woning in aanmerking kan komen.
(= hij zegt: 'a of b')
|
|
(7c)
|
(Hij zal wel zeggen) dat ik of(wel) huursubsidie kan krijgen
of(wel) dat ik voor een goedkopere woning in aanmerking kan
komen. (= hij zegt: 'a of b')
|
|
(7d)
|
(Hij zal wel zeggen) of(wel) dat ik huursubsidie kan krijgen
of(wel) dat ik voor een goedkopere woning in aanmerking kan
komen. (= Hij zegt a of hij zegt b)
|
Andere voorbeelden (alleen het inleidende woord is gemeenschappelijk):
|
(8)
|
(Er is gezegd) dat ofwel moeder naar het bejaardenhuis kan
ofwel (-) wij huishoudelijke hulp krijgen.
|
|
(9)
|
(Ze vroeg) wie óf erover dacht óf (-) het al gedaan
had.
|
Vindt geen samentrekking van de gemeenschappelijke delen plaats en worden
de nevengeschikte zinnen ingeleid door het voegwoord of, dan
kan opeenhoping van of vermeden worden door het tweede
of door dat te vervangen (vergelijk
).
|
(10a)
|
(Ik moest hem vragen) of hij of de rozen wou snoeien of of hij
de tulpen wou planten.
|
|
(10b)
|
(Ik moest hem vragen) of hij de rozen wou snoeien of dat hij de
tulpen wou planten.
|
Dit is ook mogelijk bij ofwel-ofwel.
Plaatsing van of achter de gemeenschappelijke delen is
onmogelijk in nevenschikkingen van zinnen met of met
voorwaardelijke en toegevende functie (zie
), bijv.:
|
(11a)
|
Of het regent of dat het mooi weer is, (we komen
toch).
|
Als daarin de reeksvormer of-of wordt gebruikt, kan het eerste
element alleen vooraan staan. Vergelijk:
|
(11b)
|
Of dat het regent of dat het mooi weer is, (we komen
toch).
|
|
(11c)
|
Of het of regent of (-) mooi weer is, (we komen toch).
<<uitgesloten>>
|
Zoals uit (11b) blijkt, wordt het tweede of ook
in het eerste lid door dat vervangen. In deze constructie kan
de reeksvormer ofwel-ofwel niet gebruikt worden.
|
|
|
|