|
|
De reeksvormers
|
[ 24·2·3 ]
|
|
reeksvormers zijn ofwel combinaties van
identieke elementen die ook als voegwoord voorkomen
(gelijkvormige reeksvormers, bijv.
en-en
of-of
), ofwel combinaties van niet-identieke elementen
(ongelijkvormige reeksvormers, bijv.
zowel-als
evenmin-als
).
De volgende algemene kenmerken van reeksvormers kunnen genoemd worden:
|
[1]
De reeksvormers kunnen niet onderling en niet met voegwoorden gecombineerd
worden (vergelijk
). De leden kunnen wel nevenschikkende groepen zijn, bijv.:
|
(1a)
|
Zowel Hans en Margriet als Piet en Ans zullen helpen.
|
Ook nevenschikkingen die zelf als leden van een nevenschikking met
reeksvormer fungeren, kunnen in principe reeksvormers bevatten:
|
(2)
|
Volgens het schoolprogramma moet je óf zowel Frans als Duits
óf zowel aardrijkskunde als geschiedenis kiezen.
|
Dergelijke nevenschikkingen maken echter al gauw een gewrongen indruk:
|
(1b)
|
Zowel én Hans én Margriet als én Piet én Ans zullen
helpen.
<<twijfelachtig>>
|
[2]
De elementen van de reeksvormers behoren niet tot de leden en ze nemen dus
nooit de eerste zinsplaats in van de zinnen die ze verbinden. Voor
noch en ofwel als deel van een reeksvormer geldt
echter hetzelfde als voor de gelijkluidende voegwoorden. Zie
.
[3]
Het aantal elementen van een reeksvormer is altijd gelijk aan het aantal
leden van de nevenschikking (zie
). Zijn er meer dan twee leden, dan moet de reeksvormer worden
uitgebreid, bijv.:
|
(3a)
|
én Simon én Karel én Robert én
Frederik
|
Bij ongelijkvormige reeksvormers kan alleen het tweede element worden
herhaald:
|
(3b)
|
zowel Simon als Karel als Robert als
Frederik
|
[4]
|
[a]
De elementen van de reeksvormer staan in principe vóór elk lid van de
nevenschikking. In bepaalde gevallen kan het eerste element echter zo
worden geplaatst dat het zich in de groep woorden bevindt die het eerste
lid van de nevenschikking vormt. Dit wordt 'doorbreking' genoemd. Het
komt vooral voor bij nevenschikkingen van zinnen, maar ook bij bepaalde
meerwoordige constituenten. (Voor de mogelijkheid tot plaatsing van het
eerste element van een reeksvormer achter het eerste lid:
zie
(zowel-als) en
(evenmin-als en zomin-als).)
[b]
Het eerste element van een reeksvormer kan in de constituent
geplaatst worden die als eerste lid fungeert, wanneer de leden een
gemeenschappelijke kern hebben en ook wat (eventueel) aan de kern
voorafgaat gemeenschappelijk is, terwijl de nabepalingen verschillend
zijn.
Dit gebeurt echter alleen bij weglating van het gemeenschappelijke deel
in het tweede lid (door samentrekking). Het eerste element van de
reeksvormer kan dan achter het gemeenschappelijke deel in het eerste lid
komen. Wordt er niet samengetrokken, of wordt het gemeenschappelijke deel
vervangen door een voornaamwoord, dan is alleen plaatsing vóór het eerste
lid mogelijk. In de praktijk is plaatsing van het eerste element vóór het
eerste lid het meest gebruikelijk. Vergelijk:
|
(4a)
|
Zowel de oude boeken van Johan als de oude boeken van Maria
zijn verkocht.
|
|
(4b)
|
De oude boeken zowel van Johan als de oude boeken van Maria
zijn verkocht.
<<uitgesloten>>
|
(geen samentrekking)
|
(4c)
|
Zowel de oude boeken van Johan als die van Maria zijn verkocht.
|
|
(4d)
|
De oude boeken zowel van Johan als die van Maria zijn verkocht.
<<uitgesloten>>
|
(vervanging door een voornaamwoord)
|
(4e)
|
Zowel de oude boeken van Johan als (-) van Maria zijn verkocht.
|
|
(4f)
|
De oude boeken zowel van Johan als (-) van Maria zijn verkocht.
|
Andere voorbeelden:
|
(5)
|
De klachten én van de buren én (-) van de familieleden gaven
aanleiding tot maatregelen.
|
|
(6)
|
De muziek ófwel van een strijkkwartet ófwel (-) van een
popgroep viel erg in de smaak.
|
Als de leden de kern en/of het daaraan voorafgaande niet
gemeenschappelijk hebben, kan het eerste element van de reeksvormer de
constituent nooit doorbreken:
|
(7)
|
die mooie rode of fietsen of (-) brommers
<<uitgesloten>>
|
|
(8)
|
zijn of eerste (-) of tweede overwinning
<<uitgesloten>>
|
[c]
Verplaatsing van het eerste element van een reeksvormer is gemakkelijker
en soms verplicht bij nevenschikking van zinnen.
Zijn de leden zinnen met voor-pv en hebben ze op z'n
minst het onderwerp en de persoonsvorm gemeenschappelijk, dan is het
mogelijk het eerste element vlak achter de gemeenschappelijke delen en in
ieder geval voor de tweede pool van de zin te plaatsen. Eventueel kunnen
de gemeenschappelijke delen in het tweede lid weggelaten worden.
Vergelijk:
|
(9a)
|
Of Jan zal de rozen snoeien of Jan zal de tulpen
planten.
|
|
(9b)
|
Of Jan zal de rozen snoeien of (-) de tulpen
planten.
|
|
(9c)
|
Jan zal of de rozen snoeien of Jan zal de tulpen
planten.
|
|
(9d)
|
Jan zal of de rozen snoeien of (-) de tulpen
planten.
|
Normaler dan (9c) - met plaatsing van of in
het eerste lid, maar zonder weglating van de gemeenschappelijke delen in
het tweede, zoals in (9d) - is een zin waarin het
onderwerp in het tweede lid vervangen is door een voornaamwoord:
|
(9e)
|
Jan zal of de rozen snoeien of hij zal de tulpen
planten.
|
Als de leden van de nevenschikking ook de tweede pool van de zin
gemeenschappelijk hebben, dan komt het eerste element van de reeksvormer
bij plaatsing in het eerste deel toch vóór die pool te staan, tenzij alle
gemeenschappelijke delen weggelaten zijn (in dat geval staat het achter
die pool). Vergelijk de volgende zinnen, waarin zeggen de
tweede pool is:
|
(10a)
|
Of hij zal zeggen dat ik moet blijven, of (hij zal
zeggen) dat ik meteen weg moet gaan.
|
|
(10b)
|
Hij zal of zeggen dat ik moet blijven, of (hij zal
zeggen) dat ik meteen weg moet gaan.
|
|
(10c)
|
Hij zal zeggen of dat ik moet blijven, of hij zal
zeggen dat ik meteen weg moet gaan.
<<uitgesloten>>
|
|
(10d)
|
Hij zal zeggen of dat ik moet blijven of (-) dat
ik meteen weg moet gaan.
|
In de bovenstaande voorbeelden is er sprake van nevenschikking van twee
zinnen met voor-pv die elk een zin met achter-pv als zinsdeel hebben (de
dat -zinnen). Er kan ook nevenschikking van twee of meer
zinnen met achter-pv plaatsvinden, zoals in
(11a) (waarin niet de reeksvormer of-of, maar
het voegwoord of gebruikt wordt):
|
(11a)
|
Hij zal zeggen dat ik moet blijven of dat ik meteen weg
moet gaan.
|
Geanalyseerd en genoteerd als hierboven betekent (11a):
'Hij zal zeggen dat ik het ene of het andere moet doen', dat wil zeggen
hij zal één ding zeggen (dat uit twee onderdelen bestaat). We kunnen de
door of nevengeschikte dat-zinnen een
collectieve nevenschikking noemen (zie hiervoor
). De woorden van (11a) kunnen echter ook anders
geanalyseerd worden (ze moeten dan anders genoteerd worden), namelijk als:
|
(11b)
|
Hij zal zeggen dat ik moet blijven of (-) dat ik meteen weg moet gaan.
|
Deze zin is te beschouwen als een samentrekking van:
|
(11c)
|
Hij zal zeggen dat ik moet blijven of hij zal zeggen dat ik meteen weg
moet gaan.
|
De betekenis is dan: 'Hij kan twee dingen zeggen, het ene of het andere'
(zoals de betekenis van (10)). We kunnen deze door
of nevengeschikte zinnen met voor-pv (in (11b)
in samengetrokken, in (11c) in niet-samengetrokken vorm)
een distributieve nevenschikking noemen (zie hiervoor
).
Voor het gebruik van reeksvormers bij zinnen met achter-pv (zoals
(11a)) geldt het volgende. Het eerste element van de
reeksvormer komt in het eerste lid van de nevenschikking te staan, en wel
achter de gemeenschappelijke delen (die ten minste uit het inleidende
(voeg)woord moeten bestaan) en vóór de tweede pool van de afhankelijke
zin (in (11d) en (11e): moet
blijven). De gemeenschappelijke delen kunnen al dan niet
weggelaten worden in het tweede lid. Plaatsing van het eerste element van
de reeksvormer vóór het eerste lid is hier niet mogelijk. Vergelijk:
|
(11d)
|
Hij zal zeggen dat ik of moet blijven of dat ik
meteen weg moet gaan.
|
|
(11e)
|
Hij zal zeggen dat ik of moet blijven of (-)
meteen weg moet gaan.
|
|
(11f)
|
Hij zal zeggen of dat ik moet blijven of (dat ik)
meteen weg moet gaan. (
in de collectieve betekenis)
|
In tegenstelling tot het gebruik van een voegwoord kan het gebruik van
een reeksvormer de ambiguïteit van een zin opheffen. Afgezien van de in
dit boek gebruikte notatie is (11a) dubbelzinnig: de
betekenis kan collectief zijn, zoals hierboven in (11a)
bedoeld, of distributief, zoals in (11b). Het gebruik van
de reeksvormer of-of heft deze dubbelzinnigheid op:
(11d) en (11e) hebben alleen collectieve
betekenis ('hij zal één ding zeggen'), (11f) alleen
distributieve ('hij kan twee dingen zeggen').
Andere voorbeelden met een nevenschikking van zinnen met achter-pv zijn:
|
(12)
|
Ik denk dat Jan of de rozen zal snoeien of dat hij
de tulpen zal planten.
|
|
(13)
|
(Eén van de twee moet het zijn.) Je kunt je hoofd er niet bij houden
omdat je ófwel teveel gedronken hebt gisteren ófwel
omdat je te weinig geslapen hebt.
|
|
[5]
Bij nevenschikking van persoonsvormen kunnen gelijkvormige reeksvormers in
een zin met achter-pv wel, maar in een zin met voor-pv niet gebruikt
worden; van ongelijkvormige reeksvormers moet in een zin met voor-pv het
eerste element achter het eerste lid van de nevenschikking
staan. Vergelijk:
|
(14a)
|
Ze vertelde me dat haar man zwemt en tennist.
|
|
(14b)
|
Ze vertelde me dat haar man én zwemt én tennist.
|
|
(15a)
|
Haar man zwemt en tennist.
|
|
(15b)
|
Haar man én zwemt én tennist.
<<uitgesloten>>
|
|
(16a)
|
Hij vertelde me dat zijn vrouw schildert zowel als beeldhouwt.
|
|
(16b)
|
Hij vertelde me dat zijn vrouw zowel schildert als
beeldhouwt.
|
|
(17a)
|
Zijn vrouw schildert zowel als beeldhouwt.
|
|
(17b)
|
Zijn vrouw zowel schildert als beeldhouwt.
<<uitgesloten>>
|
|
|
|
|
|