Gewone of logische aaneenschakeling
 
[ 25·1·1·2 ]
 
In een gewone of logische aaneenschakeling worden de verschillende taalelementen die als leden fungeren, verbonden op grond van hun inhoudelijke verwantschap. Voorbeelden (nevenschikkingen zijn gecursiveerd, behalve als een voorbeeld in zijn geheel nevenschikking is, zoals (4); als daar aanleiding toe is, kunnen ook andere woorden gecursiveerd zijn):

(1) De cineast had reeds bekendheid verworven met grafisch werk en met enkele dichtbundels.
(2) Hij werkt vlug en effectief.
(3) De legende van Beatrijs is een literair belangrijk en stichtend verhaal.
(4) De volwassenen hebben gepokerd en de kinderen hebben gemiezemausd.
(5) Cultuur en een wereldvreemde pompeusheid gaan er meestal samen.
(6) Lucht bestaat uit zuurstof, stikstof, wat koolzuur, edelgassen en enkele sporen ozon.

De gewone aaneenschakelingen kan men dan nog indelen op grond van hun collectief of distributief karakter (zie ). Distributief zijn de nevenschikkingen in de zinnen (1) t/m (4), collectief de nevenschikkingen in de zinnen (5) en (6), alsook in de volgende zinnen:

(7) Frederik zit tussen Niek en François.
(8) De vlag is geel en rood.
(9) Jij en ik vormen het ideale paar.
(10) Het was een strijd op leven en dood.

Een groot aantal gewone aaneenschakelingen zijn gestereotypeerd (zie ). Sommige vaste verbindingen hebben zelfs hun betekenis van aaneenschakeling verloren, doordat de betekenis van het geheel niet meer te herleiden is tot de betekenis van de leden. Voorbeelden zijn:

af en toe nu en dan hier en daar een en ander


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina