De leden zijn geen zinnen
 
[ 24·3·1·2 ]
 
1 Twee taalelementen die zinsdeel zijn, kunnen nevenschikkend verbonden worden als de vervanging van het ene element door het andere geen verandering veroorzaakt in de zinsdeel- of de betekenisfunctie. Zo kan Frans in zin (1) vervangen worden door Leliane, zoals in zin (2):

(1) Frans heeft een ruit gebroken.
(2) Leliane heeft een ruit gebroken.

Net zoals Frans in (1), vervult Leliane in (2) de functie van onderwerp. Ook de betekenisfunctie is dezelfde: zowel Frans als Leliane zijn 'handelende persoon'. Vandaar dat men Frans en Leliane nevenschikkend kan verbinden, zoals in zin (3):

(3) Frans en Leliane hebben een ruit gebroken.

In (3) wordt ook voldaan aan de eis dat de leden de functie van het geheel kunnen vervullen: het geheel in (3) is onderwerp en handelende persoon, en die functies hebben ook de leden afzonderlijk in (1) en (2).
     Daarentegen is een zin als (4) niet mogelijk:

(4) Ze wachtten op de dokter en op het perron.   <<uitgesloten>>

omdat de beide leden een verschillende zinsdeelfunctie vervullen. Op de dokter fungeert in:

(5) Ze wachtten op de dokter.

als voorzetselvoorwerp, en op het perron heeft in:

(6) Ze wachtten op het perron.

de functie van bijwoordelijke bepaling.
     Zo is ook (7) onmogelijk:

(7) De jongen en de steen braken de ruit.   <<uitgesloten>>

hoewel zowel de jongen als de steen onderwerp zijn in respectievelijk (8) en (9):

(8) De jongen brak de ruit.
(9) De steen brak de ruit.

De twee onderwerpen zijn echter ongelijkwaardig wat de betekenisfunctie betreft: in (8) is het onderwerp de handelende persoon, in (9) het middel waarmee de handeling verricht wordt.
 
2 De regel van de functionele gelijkwaardigheid geldt ook voor nevenschikkingen waarvan de leden geen zinsdeel zijn. Binnen de volgende naamwoordelijke constituent zijn bijvoorbeeld twee adjectieven nevengeschikt:

(10) de moeilijke en gevaarlijke opdracht

Zowel moeilijk als gevaarlijk zijn woorden met dezelfde syntactische verbindingsmogelijkheden: ze kunnen optreden als voorbepalingen die het dichtst bij het kernsubstantief staan:

(11) de moeilijke opdracht
(12) de gevaarlijke opdracht

Andere voorbeelden:

(13) de eerste en moeilijkste vraag
(14) de gebroken en diep bedroefde vrouw
(15) de dreigende en nauwelijks te ontwijken klippen.

Alle woorden of groepen die in deze verbindingen als leden worden gebruikt zijn voorbepalingen die het dichtst bij de kern staan; de overeenkomst in betekenisfunctie bestaat hierin dat ze allemaal een door een substantief genoemde zelfstandigheid specificeren.
     In de zin:

(16) Twee en grote kannibalen kwamen op ons af.   <<uitgesloten>>

zijn een telwoord en een adjectief nevenschikkend verbonden. Deze nevenschikking is onmogelijk omdat de leden ongelijkwaardig zijn. Syntactisch is dit het geval omdat het adjectief een voorbepaling is en het telwoord een deel van de determinator (zie respectievelijk en ). Qua betekenisfunctie zijn de leden niet gelijkwaardig omdat het adjectief de door het kernwoord genoemde zelfstandigheden specificeert en het telwoord het aantal van de zelfstandigheden aangeeft.
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina