Bijzinnen ingeleid door een vragend element
 
[ 14·6·3·3 ]
 
1 Als complement bij een substantivische kern kunnen ook bijzinnen optreden die met een vragend element beginnen. Het vragende element kan bestaan uit een zelfstandig vragend voornaamwoord (of een naamwoordelijke constituent met een bijvoeglijk vragend voornaamwoord als deel), een vragend bijwoord of voornaamwoordelijk bijwoord, maar ook uit een voorzetselconstituent met een vraagwoord als deel, bijv.:

(1) De mededeling wie er zou komen (bracht hem danig in de war.)
(2) De vraag, wiens boek dat was, (was niet zo belangrijk.)
(3) De vraag hoe zijn moeder heette, (houdt mij al dagen bezig.)
(4) Het probleem onder welke noemer we dat zouden kunnen brengen, (raakt maar niet opgelost.)
(5) (Over) de kwestie waarom hij dit gedaan heeft, (zal nog veel geschreven worden.)
(6) De vraag in hoeverre de minister van Buitenlandse Zaken op de hoogte was van het komplot (is van groot politiek belang.)
(7) De vraag waarmee de dader de moord had gepleegd, (is op dit ogenblik nog niet te beantwoorden.)


 
2 Een aantal van dergelijke zinnen komt qua vorm overeen met betrekkelijke bijzinnen (zie ). Dat is het geval wanneer het relativum in de betrekkelijke bijzin dezelfde vorm heeft als een vraagwoord, bijv.:

(8a) De plaats waar Jan woont (is mij niet bekend.)
(9a) Het boek waarover ik gelezen heb (is al uitverkocht.)

De relativa in (8a) en (9a) zijn vormelijk gelijk aan de vraagwoorden die een complementszin kunnen inleiden, bijv.:

(8b) De vraag waar Jan woont (kan ik niet beantwoorden.)
(9b) De vraag waarover ik een boek gelezen heb (zal ik zo meteen beantwoorden.)

Een zin als (10) laat twee interpretaties toe. De bijzin kan een betrekkelijke bijzin zijn of een complementszin ingeleid door een vraagwoord. Context en betekenis kunnen uitsluitsel geven over de aard van de bijzin.:

(10) De vraag waarover we moeten spreken (is niet gemakkelijk.)

In de interpretatie van (10) waarin de naamwoordelijke constituent de vraag het antecedent van het betrekkelijke voornaamwoordelijke bijwoord waarover is, is de bijzin een nabepaling in de vorm van een betrekkelijke bijzin; de zin kan geparafraseerd worden met 'De vraag die we moeten bespreken'. De vraag moet kortom het onderwerp van gesprek worden. In de andere lezing, waarin de bijzin de inhoud van de vraag weergeeft, is de bijzin een complementszin die wordt ingeleid door het vraagwoord (in de vorm van een voornaamwoordelijk bijwoord) waarover; de betekenis van de zin is in dat geval: 'Waar moeten we over spreken? Die vraag is niet gemakkelijk'.
 
2 Voor de plaatsingsmogelijkheden van complementszinnen met een vragend element geldt hetzelfde als voor de complementszinnen met een voegwoord (zie ).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina