Bijzinnen die ingeleid worden door een relativum
 
[ 14·5·3·8·iii ]
 
1 In een naamwoordelijke constituent met een substantivische kern kunnen ook bijzinnen die ingeleid worden door een relativum als nabepaling optreden. Zulke bijzinnen noemt men relatieve bijzinnen of betrekkelijke bijzinnen.
     De verschillende mogelijke inleidende elementen (bindtermen) die als relativum kunnen fungeren zijn: een zelfstandig betrekkelijk voornaamwoord (zie (1) en (2)), een naamwoordelijke constituent met een bijvoeglijk betrekkelijk voornaamwoord als deel (zie (3)), een voorzetselconstituent bestaande uit een voorzetsel en een van de genoemde elementen (zie (4)), een voornaamwoordelijk bijwoord (zie (5)), of een betrekkelijk bijwoord (zie (6)). (Voor de vorm die het betrekkelijk voornaamwoord kan of moet aannemen verwijzen we naar . De voornaamwoordelijke bijwoorden worden behandeld in .) Enkele voorbeelden zijn:

(1) Het schip, dat aangevaren was, (bleek niet meer te herstellen.)
(2) De man die de moord had gepleegd, (werd spoedig gearresteerd.)
(3) Het Sint-Lievenscollege, welke school in het Gentse zeer bekend is, (telt steeds meer leerlingen.)
(4) Het Sint-Jan-Berchmanscollege, op welke school ik 12 jaar gezeten heb, (was vroeger een afdeling van het Sint-Lievenscollege.)
(5) De groep waartoe de herten behoren, (bestaat uit zoogdieren met een zeer slanke bouw en hoge poten.)
(6) De plaats waar ik geboren ben, (is niet erg idyllisch.)

Dergelijke bijzinnen kunnen ook als nabepaling optreden in een naamwoordelijke constituent met een volle vorm van een persoonlijk voornaamwoord (zie (7), (8), (9)), een aanwijzend voornaamwoord (vooral met een vooruitwijzende functie: (10), (11), (12)) of een zelfstandig gebruikt vragend (zie (13)) of onbepaald voornaamwoord (zie (14) t/m (20)) als kern. Voorbeelden zijn:

(7) (Wij bidden tot) U, die onze Heiland zijt.
(8) (Ze ontslaan uitgerekend) mij, die al zo lang bij dit bedrijf werkzaam ben.
(9) Zij die een loopje nemen met het goede fatsoen (dienen terechtgewezen te worden.)
(10) (Ze onthouden juist) datgene waarbij ze emotioneel erg betrokken waren.
(11) (Als) datgene (ten uitvoer wordt gelegd) wat ik in het vorige antwoord noemde (gaan we al een stap in de goede richting.)
(12) Diegenen die niet aan alle voorwaarden voldoen (zijn van deelname uitgesloten.)
(13) Wie die bij z'n volle verstand is (durft zo iets te doen?)
(14) (Eindelijk is er eens) iemand die naar ons luistert.
(15) (Ze hebben) alles wat ze nodig hebben.
(16) (Daar komt) heel wat (bij kijken) waar je niet meteen aan denkt.
(17) (Is er dan echt) niemand (te vinden) die dit voor mij op kan lossen?
(18) (Dat is) iets wat me wel aanspreekt.
(19) (Ik heb nog) niets (gezien) wat de moeite van het vermelden waard is.
(20) Iemand wie je het zeker niet moet vertellen (is het afdelingshoofd.)


 
2 Op grond van hun betekenis kunnen we bij de betrekkelijke bijzinnen een onderscheid maken tussen uitbreidende en beperkende betrekkelijke bijzinnen. Dat onderscheid kunnen we verduidelijken aan de hand van de zinnen:

(21a) De journalisten, die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.
(21b) De journalisten die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.

Zin (21a) deelt over een aantal bekend veronderstelde journalisten mee dat ze gearresteerd werden. De betrekkelijke bijzin draagt hier niet bij aan de bepaling van de referent van de naamwoordelijke constituent, maar geeft aanvullende informatie over de reeds geïdentificeerde journalisten, wat niet per se betekent dat deze informatie overbodig is. In ons voorbeeld kan de bijzin bijv. de reden voor de arrestatie aangeven. In zin (21b) wordt gezegd dat van de journalisten waarvan in een bepaalde context sprake is, sommigen opgepakt werden en wel diegenen die de verklaring niet ondertekend hadden, terwijl dat in (21a) voor alle journalisten gold. De betrekkelijke bijzin in (21b) heet hierom beperkend. Hij draagt wel bij aan een nadere bepaling van de referent van de naamwoordelijke constituent. De bijzin in (21a) noemen we uitbreidend.
     In (21a) en (21b) wordt de betrekkelijke bijzin in een bepaalde naamwoordelijke constituent gebruikt. Hij kan ook voorkomen in een onbepaalde naamwoordelijke constituent. Vergelijk:

(21c) Journalisten die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.

In (21c) is er net als in (21b) sprake van een beperkende betrekkelijk bijzin.
     De context en de situatie geven uitsluitsel over de betekenis van de betrekkelijke bijzin. Toch zijn er in de zin vaak aanwijzingen voor de ene of de andere interpretatie te vinden. Is de kern een eigennaam, dan is de daaropvolgende bijzin in de gewone lezing uitbreidend, bijv.:

(22) (In een indrukwekkende rolstoel kwam) oma Viskil (aangereden), die glunderend om zich heen keek.
(23) Johan, die me een brief heeft geschreven, (is van de week in België.)

Ook toevoeging in de bijzin van een voegwoordelijk bijwoord (overigens, trouwens, enz.) wijst op het uitbreidende karakter van de bijzin, bijv.:

(24) De aanval, die overigens niet totaal onverwacht kwam, (werd afgeslagen.)

Uitbreidende betrekkelijke bijzinnen worden, als ze direct op hun antecedent volgen, door komma-intonatie daarvan afgescheiden, beperkende niet. In geschreven taal dienen uitbreidende bijzinnen in dat geval door een komma van hun antecedent te worden afgescheiden; voor beperkende bijzinnen komt geen komma.
     Dat een bijzin beperkend is, wordt soms aangeduid door woorden als slechts en alleen, eventueel vergezeld van een accent op een aanwijzend voornaamwoord, bijv.:

(25) Slechts de journalisten die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.
(26) Alleen díe journalisten die de verklaring niet ondertekend hadden, werden opgepakt.

Tot de uitbreidende betrekkelijke bijzinnen rekent men ook de zogenaamde continuatieve (of 'progressieve') bijzinnen. Deze hebben de waarde van een nevengeschikte hoofdzin. Ze bevatten meestal een bijwoordelijke bepaling als dan, vervolgens, daarna, echter, op zijn beurt, die als het ware een volgende stap in het gebeuren of in de redenering aangeeft. Voorbeelden:

(27) (Hij deed) een nieuwe poging, die echter mislukte.
(28) (Er arriveerden) enkele pelotons, die meteen na hun aankomst tenten begonnen op te zetten.

Andere voorbeelden hiervan treft men aan in , [2]. Opmerking


 
3 Betrekkelijke bijzinnen die als nabepaling dienst doen in een naamwoordelijke constituent, komen zover mogelijk achteraan in die constituent, bijv.:

(29) De koningin van Nederland, over wie de laatste dagen veel geschreven is, (brengt van de week een bezoek aan België.)
(30) (Dat was) iets bijzonders, wat ik me altijd zal blijven herinneren.
(31) Die kilo kersen uit Frankrijk die ik gekocht heb, (was binnen de kortste keren op.)
(32) Jij daar op de laatste rij, die zit te suffen, (let op!)
(33) Diegenen onder u die de zaal zouden wensen te verlaten (kunnen dat nu doen.)

Bijstellingen kunnen na betrekkelijke bijzinnen komen als die beperkend zijn. Als de bijzin uitbreidend is, staat die meestal achteraan in de constituent. Vergelijk hiervoor de naamwoordelijke constituenten in de volgende twee zinnen:

(34) Diegene die je daar ziet, mijn neef, (heeft zijn bedrijf verkocht.)
(35) Johan, mijn broer, die al achttien is, (gaat in het buitenland studeren.)

Betrekkelijke bijzinnen kunnen of moeten soms buiten de naamwoordelijke constituent komen waar ze deel van zijn. Ze staan dan op de laatste zinsplaats. Enkele voorbeelden van deze in , [2] behandelde plaatsingsmogelijkheid zijn:

(36) (Ik zal ze gemakshalve maar bij) de groep (indelen) waartoe de slangen behoren.
(37) (Uit het rapport blijkt dat ze) een hoog percentage leerlingen (hebben) die afkomstig zijn uit achterstandsituaties.
(38) (Dat heb ik van) Gerard (gehoord), die het weer van een Fransman gehoord heeft.


 
4 Betrekkelijke bijzinnen die een naamwoordelijk gezegde bevatten, kunnen gereduceerd worden tot een predikatieve nabepaling of een bijstelling. Zo corresponderen de naamwoordelijke constituenten met een relatieve bijzin als nabepaling in (39a) en (40a) met de naamwoordelijke constituenten in (39b) respectievelijk (40b), waarin het relativum en het koppelwerkwoord zijn weggelaten:

(39a) Iedereen die hier aanwezig is, (weet wat het bestuur ervan vindt.)
(39b) Iedereen hier aanwezig (weet wat het bestuur ervan vindt.)
(40a) Alle mensen die hier aanwezig waren, (verklaarden zich solidair.)
(40b) Alle mensen hier aanwezig (verklaarden zich solidair.)

Een soortgelijke relatie doet zich voor bij de volgende paren zinnen:

(41a) Hem, die de leider van die groep was, (was een droevig lot beschoren.)
(41b) Hem, de leider van die groep, (was een droevig lot beschoren.)
(42a) Het schip, dat lek was geslagen, (begon langzaam te zinken.)
(42b) Het schip, lek geslagen, (begon langzaam te zinken.)

Zie voor dit soort constructies .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina