Focuspartikels
 
[ 21·4·9·4·i ]
 
1 Onder focuspartikels verstaat men woorden als ook, zelfs, juist, alleen, maar ('slechts'), slechts, al, reeds, nog, pas, eerst. Voor een algemene karakterisering van deze categorie bijwoorden zie men , [8] [a]. Deze partikels vertonen qua plaatsingsmogelijkheden een grote overeenkomst, hoewel zich toch ook enkele onderlinge verschillen voordoen. We gaan hier maar op een paar representanten van de categorie nader in.
 
2 Heeft een focuspartikel betrekking op het werkwoordelijk gezegde, dan loopt de plaatsing ten opzichte daarvan helemaal parallel met die van niet (zie ) of van modale bepalingen (zie ). Het focuspartikel staat vlak vóór de tweede pool, behalve als in het middenstuk nog inherent met het werkwoord verbonden elementen en/of als informatief belangrijk gekenmerkte voorwerpen (met name onbepaalde constituenten als lijdend voorwerp) en/of voorzetselconstituenten als indirect object voorkomen. In deze gevallen staat het nog vóór die elementen. Vergelijk bijv.:

(1) We |moesten| toen nog |begínnen.|
(2) (Ze beweert) |dat| ze het verhaal al |ként. |
(3) |Is| Johan al naar húis |gegaan?|
(4) Het |schijnt| maar een dóetje |te zijn.|
(5) Zo te ruiken |had| het meisje pas een glas cognác |gedronken.|

Als een focuspartikel iets anders dan het werkwoordelijk gezegde onder zijn bereik heeft, staat het vlak bij zijn bereik (dit is de meest ondubbelzinnige plaats), hoewel niet altijd ervóór. Het focuspartikel volgt gewoonlijk (en soms verplicht) op bepaalde constituenten, zelfs als deze informatief belangrijk zijn (en dus zover mogelijk naar rechts zouden moeten staan). Zie de voorbeelden:

(6a) |Heb| je Ján nog |gezien?|
(6b) |Heb| je nog Ján |gezien?|   <<uitgesloten>>
(7a) Het |is| de wínd maar.
(7b) Het |is| maar de wínd.
(8a) |Mag| ik die éne zin nog op|schrijven?|
(8b) |Mag| ik nog die éne zin op|schrijven?|

De volgorde van (7a) heeft in de noordelijke helft van het taalgebied de voorkeur boven die van (7b).
     Plaatsing van het focuspartikel vóór een bepaalde constituent gaat gemakkelijker in een geval als het volgende, waar de nabepaling uit de naamwoordelijke constituent op de laatste zinsplaats staat:

(9) |Heb| je al die film van Buñuél |gezien| waar zoveel over te doen is?


 
3 Ook en zelfs kunnen vóór of na het element komen dat ze onder hun bereik hebben, blijkens zinnen als:

(10a) Geer |wilde| ook/zelfs Kéés uit|nodigen.|
(10b) Geer |wilde| Kees óók /Kéés zelfs uit|nodigen.|

Opmerking 1


 
4 Al, nog en pas kunnen in plaats variëren ten opzichte van bijwoordelijke bepalingen van tijd. Normaal komen ze vóór bepalingen die een tijdsduur of een frequentie aanduiden, bijv.:

(11) We |zijn| al zeventien jaar in Nijmegen in|geschreven.|
(12) Ik |ben| al een hele tijd aan de woordvolgorde |aan het werken.|
(13) Dat |hebben| ze hem nu al drie keer uit|gelegd.|
(14) Marie |is| er toch al vaker |geweest?|

Bij tijdstipaanduidingen kunnen bereikverschillen en daardoor interpretatieve verschillen ontstaan naargelang al ervóór of erna staat. Vergelijk bijv.:

(15a) Lutgart |was| om vier uur al wég|gegaan. |
(15b) Lutgart |was| al om víer uur weg|gegaan. |

Zin (15a), met een accent op het hoofdwerkwoord, is te omschrijven als 'het was om vier uur zo, dat Lutgart al weggegaan was'. De bijwoordelijke bepaling van tijdstip fungeert hier als tijdskader voor de rest van de mededeling. Ze is informatief minder belangrijk en valt buiten het bereik van al. Opmerking 2

In zin (15b) heeft de bijwoordelijke bepaling zelf een accent. De bepaling valt binnen het bereik van al en is informatief prominent. Zin (15b) is dan ook te omschrijven als 'het was al om vier uur zo, dat Lutgart weggegaan was'. Met precies dezelfde betekenis is overigens ook de volgorde van (15a) mogelijk als er een accent ligt op víer:

(15c) Lutgart |was| om víer uur al weg|gegaan. |

Contextueel of situationeel gebonden bijwoordelijke bepalingen van tijd worden in alle omstandigheden door al gevolgd, evenals meestal bijwoordelijke bepalingen in de vorm van een naamwoordelijke constituent (zie (18)):

(16a) Ik |heb| het je gísteren al |gezegd.|
(17) Dat |had| je tóen al |kunnen voorzien.|
(18) Ze |zouden| vorige wéék al |gekomen zijn. |


 
5 Ten slotte moet er nog op gewezen worden dat de elementen die onder het bereik van focuspartikels vallen, ook los kunnen komen van hun partikel. Het partikel staat dan zo ver mogelijk rechts in het middenstuk. Het element waar het direct op betrokken is, staat meer naar links in de zin, eventueel op de eerste zinsplaats, en is gekenmerkt door een accent. Voorbeelden zijn:

(16b) Gísteren |heb| ik het je al |gezegd.|
(19) Een klein kínd |kan| zo'n vraagstuk zelfs op|lossen.|


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina