|
|
Een naamwoordelijke constituent zonder determinerend element of zonder
nabepaling
|
[ 21·3·5·4 ]
|
1 |
Als een zinsdeel uit een naamwoordelijke constituent bestaat, kan van die
constituent alles behalve het determinerende element of alles behalve de
nabepaling voorop geplaatst worden. Deze twee gevallen moeten van elkaar
onderscheiden worden.
De volgende (b) -zinnen zijn voorbeelden met een
naamwoordelijke constituent minus de determinator op de eerste zinsplaats:
|
(1a)
|
Ik |heb| al heel wat appels |verkocht|, (maar er zijn er nog
wel wat over, hoor.)
|
|
(1b)
|
Appels |heb| ik al heel wat |verkocht|, (maar er
zijn er nog wel wat over, hoor.)
|
|
(2a)
|
Ik |heb| een heleboel pinguïns |gezien| aan de Zuidpool.
|
|
(2b)
|
Pinguïns |heb| ik een heleboel |gezien| aan de
Zuidpool.
|
|
(3a)
|
Hij |had| op straat vrij veel kinderen |gezien.|
|
|
(3b)
|
Kinderen |had| hij op straat vrij veel |gezien.|
|
|
(4a)
|
(in een tekst over composieten: ) Deze familie |bevat| zeer veel
sierplanten. // Er |zijn| weinig afwijkende vormen.
|
|
(4b)
|
(in een tekst over composieten: ) Sierplanten |bevat| deze
familie zeer veel. // Afwijkende vormen |zijn| er
weinig.
|
Een volgorde zoals in de (b) -zinnen is niet altijd even
gewoon, maar kan in een bepaalde context uit het oogpunt van de
informatieve geleding heel adequaat zijn. Het deel van de naamwoordelijke
constituent dat op de eerste zinsplaats staat, vormt het uitgangspunt waar
de rest van de zin iets over meedeelt. Zin (1b) bijvoorbeeld
past heel goed in een gesprek tussen een groente- en fruithandelaar en een
klant, waarbij deze laatste gevraagd heeft of de groenteman nog appels bij
zich heeft. Op dezelfde manier past zin (2b) in een context
waarin al sprake geweest is van pinguïns en zin (3b) in een
context waarin men het al over kinderen gehad heeft. Informatief het
belangrijkst in deze zinnen is dan bijv. het kwantificerende element, wat
ook bij (4b) het geval is.
Opmerking
|
Soortgelijke gevallen kan men aantreffen bij adjectivische constituenten,
bijv.:
|
(ia)
|
(Weet je echt zeker dat die nieuwe tafel dezelfde afmetingen heeft als
de vorige? Is ze even breed? Is ze niet hoger? Nou ja, ) Ze |is|
misschien een klein beetje hoger.
|
|
(ib)
|
(Weet je echt zeker dat die nieuwe tafel dezelfde afmetingen heeft als
de vorige? Is ze even breed? Is ze niet hoger? Nou ja, ) hoger
|is| ze misschien een klein beetje.
|
|
|
|
|
2 |
In de (b) -zinnen van de volgende voorbeelden is er sprake van
achteropplaatsing van een nabepaling uit een naamwoordelijke constituent
(dit is mogelijk als die naamwoordelijke constituent een aanwijzend
voornaamwoord in plaats van een lidwoord als determinator heeft):
|
(5a)
|
Dat boek over vredespolitiek |heb| ik nog niet |gelezen.|
|
|
(5b)
|
Dat boek |heb| ik nog niet |gelezen| over
vredespolitiek.
|
|
(6a)
|
Die jongen die je daar ziet |moet| je niet te erg |vertrouwen.|
|
|
(6b)
|
Die jongen |moet| je niet te erg |vertrouwen| die je daar
ziet.
|
De nabepaling staat dan op de laatste zinsplaats. Zie daarvoor
. Dergelijke splitsingen zijn overigens niet aan de eerste zinsplaats
gebonden.
|
|
|
|