|
(11a)
|
(Het is nog maar eens gebleken) |dat| ze daar niet erg
vertrouwd mee |zijn.|
|
|
(11b)
|
(Het is nog maar eens gebleken) |dat| ze daar niet erg mee
vertrouwd |zijn.|
|
|
(12a)
|
Dat |bleek| daar absoluut niet bestand tegen |te zijn.|
|
|
(12b)
|
Dat |bleek| daar absoluut niet tegen bestand |te zijn.|
|
|
(13a)
|
Ze |waren| er nooit erg belust op |geweest.|
|
|
(13b)
|
Ze |waren| er nooit erg op belust |geweest.|
|
|
(14a)
|
(Ik weet niet) |of| ik daar zo gebrand op |ben.|
|
|
(14b)
|
(Ik weet niet) |of| ik daar zo op gebrand |ben.|
|
|
(15a)
|
(Iedereen weet toch) |dat| dat daar niet geschikt voor |is!|
|
|
(15b)
|
(Iedereen weet toch) |dat| dat daar niet voor geschikt |is!|
|
|
(16a)
|
Daar |moet| je echt niet verbaasd over |zijn.|
|
|
(16b)
|
Daar |moet| je echt niet over verbaasd |zijn.|
|
|
(17a)
|
Daar |ben| ik altijd al overtuigd van |geweest.|
|
|
(17b)
|
Daar |ben| ik altijd al van overtuigd |geweest.|
|
|
(18a)
|
(Hij bevestigde) |dat| de directie daar zeker niet bereid toe
|was.|
|
|
(18b)
|
(Hij bevestigde) |dat| de directie daar zeker niet toe bereid
|was.|
|
|
(19a)
|
Ze |bleken| er niet erg gesteld op |te zijn.|
|
|
(19b)
|
Ze |bleken| er niet erg op gesteld |te zijn.|
|
|
(20a)
|
Je |moet| er steeds bedacht op |zijn| (dat ze je kunnen
beroven.)
|
|
(20b)
|
Je |moet| er steeds op bedacht |zijn| (dat ze je kunnen
beroven.)
|