2 |
Bij sommige werkwoorden is een meewerkend voorwerp met aan
(vrijwel)
uitgesloten
, met name bij:
beletten
benijden
(be)sparen
gelasten
inboezemen
smeken
telefoneren
toeroepen
vergeven
Verder is de mogelijkheid tot het gebruik van aan mede
afhankelijk van de aard van het lijdend voorwerp. Is dit een abstract
substantief, of heeft het gezegde met het lijdend voorwerp het karakter van
een werkwoordelijke uitdrukking, dan is een meewerkend voorwerp met
aan veelal onmogelijk. Vergelijk:
|
(2a)
|
Ivanhoe gaf de schurk een flink pak slaag.
|
|
(2b)
|
Ivanhoe gaf aan de schurk een flink pak slaag.
<<uitgesloten>>
|
|
(2c)
|
Ivanhoe gaf een flink pak slaag de schurk.
<<uitgesloten>>
|
|
(2d)
|
Ivanhoe gaf een flink pak slaag aan de schurk.
<<uitgesloten>>
|
Andere voorbeelden waar aan
(vrijwel) uitgesloten
is, zijn:
|
(3)
|
Hij gaf Els een knipoogje.
|
|
(4)
|
Ze hebben ons veel last bezorgd.
|
Toch zijn, met een verschil in plaatsing in de zin, bijv. wel naast elkaar
mogelijk:
|
(5a)
|
Ga die meneer eens een handje geven.
|
|
(5b)
|
Ga eens een handje geven aan die meneer.
|
|
(6a)
|
Hij heeft mij al zijn rechten overgedragen.
|
|
(6b)
|
Hij heeft al zijn rechten overgedragen aan mij.
|
|
|