Taalelementen die als belanghebbend voorwerp dienst kunnen doen
 
[ 20·4·4 ]
 
Meestal bestaat een belanghebbend voorwerp uit een voorzetselconstituent ingeleid door voor, door voorzetseluitdrukkingen als ten bate van, ten behoeve van, ten gerieve van, ten voordele van of door de uitdrukking in het belang van. Voorbeelden:

(1) Zal ik een borrel voor je inschenken?
(2a) De hoogleraar kocht een gouden armband voor zijn vrouw.
(3a) Mijn vrouw heeft een trui voor me gebreid.
(4) Joop fietst al jaren voor die fabriek.
(5) Ten bate van de vluchtelingen werd een grote inzamelactie opgezet.
(6) De koningin doet veel ten behoeve van het algemeen welzijn.

Een belanghebbend voorwerp kan ook uit een naamwoordelijke constituent bestaan, maar de mogelijkheden zijn hier beperkt. In de standaardtaal is bijv. mogelijk met inschenken:

(7) Mag ik u/de heren iets inschenken?

Opmerking -- Bij inschenken kan het belanghebbend voorwerp voorkomen zonder dat het lijdend voorwerp uitgedrukt is (het is dan wel geïmpliceerd; vergelijk ), bijv.:

(i) Zal ik u dan nu maar inschenken? (geïmpliceerd is: iets/wat) --

In formeel taalgebruik is mogelijk met bereiden:

(8) Ze had ons een heerlijke maaltijd bereid.   <formeel>
(9) Mijn vriend had mij een eigenaardig soort van welkom bereid.   <formeel>

Regionaal (met name in België en in de zuidelijke provincies van Nederland) zijn de mogelijkheden uitgebreider. Voorbeelden:

(2b) De hoogleraar kocht zijn vrouw een gouden armband.   <regionaal>
(3b) Mijn vrouw heeft me een trui gebreid.   <regionaal>


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina