Inleiding
 
[ 20·4·1 ]
 
1 Bij bepaalde gezegdes moet of kan naast een lijdend of oorzakelijk voorwerp nog een tweede zinsdeel voorkomen, dat - heel algemeen uitgedrukt - aangeeft op wie of wat de werking zich richt: een meewerkend voorwerp of een belanghebbend voorwerp. Beide vertonen duidelijk overeenkomst met elkaar, maar er zijn ook verschillen. Vanwege die overeenkomst worden ze allebei vaak indirect object genoemd. Wij zullen in dit boek in principe deze overkoepelende term gebruiken, tenzij ergens heel specifiek alleen maar een van de twee voorwerpen bedoeld wordt.
 
2a Het meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat bij bepaalde werkwoordelijke en naamwoordelijke gezegdes kan of moet optreden en de zelfstandigheid aanduidt waarop de door dat gezegde en het lijdend of oorzakelijk voorwerp uitgedrukte werking gericht is. Vergelijk:

(1) A: (Hoeveel geef jij?) B: Ik geef een tientje.
(2) Ik geef José een tientje.

In (1) is een tientje lijdend voorwerp: de werking 'geven' is hierop gericht ('er wordt een tientje gegeven'). In (2) is een tientje lijdend voorwerp en José meewerkend voorwerp: de werking '(een tientje) geven' is gericht op de persoon die José heet ('aan José wordt een tientje gegeven'). Een voorbeeld met een meewerkend voorwerp gecombineerd met een oorzakelijk voorwerp is:

(3) Ilona is mij ƒ 1000, - schuldig.


 
2b Het meewerkend voorwerp bestaat vrijwel altijd uit een naamwoordelijke constituent, een voorzetselconstituent met aan (zie hiervoor verder ), of een zin.De zelfstandigheid die door het meewerkend voorwerp wordt aangeduid, is meestal een levend wezen, een aantal levende wezens of een instantie; een zaaknaam als meewerkend voorwerp komt niet veel voor, maar is niet onmogelijk. Enkele voorbeelden:

(4) De agent ontrukte de matroos het mes.
(5) De vereniging stond een flink bedrag af aan het Rode Kruis.
(6) Ze had het boek een andere plaats gegeven.


 
2c In een enkelvoudige zin komt altijd maar één meewerkend voorwerp voor. In de regel bevat dezelfde zin ook een ander voorwerp. Een enkele keer komen zinnen met een meewerkend voorwerp voor die geen ander voorwerp bevatten. Bij het werkwoord gehoorzamen bijv. kan het voorwerp als meewerkend voorwerp opgevat worden, omdat het met en zonder aan kan voorkomen:

(7) De hond gehoorzaamde (aan) zijn baas.


 
3a Het belanghebbend voorwerp geeft aan in het belang van wie of wat de door een werkwoordelijk gezegde uitgedrukte handeling verricht wordt. In tegenstelling tot een meewerkend voorwerp is dit type indirect object vrijwel nooit verplicht aanwezig in een zin. Vergelijk:

(8a) We organiseren een gezellige avond voor ze. (belanghebbend voorwerp)
(8b) We organiseren een gezellige avond.
(9a) We gunnen ze graag een gezellige avond. (meewerkend voorwerp)
(9b) We gunnen graag een gezellige avond.   <<uitgesloten>>

In (8a) is voor ze een belanghebbend voorwerp, dit is getuige (8b) weglaatbaar. In (9a) is ze meewerkend voorwerp, dit is getuige (9b) niet weglaatbaar.
     Het belanghebbend voorwerp is niet altijd duidelijk te onderscheiden van de bepaling van doel: het doel van een handeling kan immers gelegen zijn in het belang van de persoon of zaak waarop de handeling gericht is.
     Om deze redenen (weglaatbaarheid en overeenkomst met de bepaling van doel) wordt dit type indirect object dan ook vaak 'bepaling van belang' genoemd.
 
3b Het belanghebbend voorwerp wordt meestal uitgedrukt door een voorzetselconstituent, soms door een naamwoordelijke constituent. Voor voorbeelden zie men .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina