|
|
Het onderwerp bevat een hoeveelheidaanduidend substantief
(aantal, massa, enz.) of het substantief
soort
|
[ 20·2·3·1·ii·8 ]
|
a |
In naamwoordelijke constituenten die twee substantieven bevatten is soms
niet duidelijk uit te maken welk substantief de kern en welk substantief de
bepaling is. Bij sommige constituenten die zowel een enkelvoudig als een
meervoudig substantief bevatten heeft dit consequenties voor de congruentie
tussen onderwerp en persoonsvorm (vergelijk de gevallen onder
7). Het gaat hier om constituenten met een meervoudig
substantief dat voorafgegaan wordt door een enkelvoudig substantief, en wel:
|
·
een substantief op -tal dat een (benaderende) hoeveelheid
aanduidt, bijv.
drietal
zestal
twintigtal
honderdtal
;
·
een substantief dat een onbepaalde hoeveelheid aanduidt, met name de
substantieven aantal, hand(je)vol,
hoop, massa, reeks;
·
het substantief soort.
|
Staat bij een substantief uit een van de eerste twee categoriën een
bepaalde determinator, dan is alleen dat enkelvoudige substantief op te
vatten als de kern van de naamwoordelijke constituent. De persoonsvorm
staat in dat geval in het enkelvoud. Vergelijk:
|
(57a)
|
Het aantal leerlingen is in enkele jaren tijd verdubbeld.
|
|
(57b)
|
Het aantal leerlingen zijn in enkele jaren tijd verdubbeld.
<<uitgesloten>>
|
|
(58a)
|
Het aantal deelnemers was verrassend groot.
|
|
(58b)
|
Het aantal deelnemers waren verrassend groot.
<<uitgesloten>>
|
Is zowel het enkelvoudige als het meervoudige substantief op te vatten als
kern van de constituent, dan kan de persoonsvorm in het enkelvoud en in het
meervoud staan. Deze mogelijkheid doet zich vrijwel alleen voor als het
enkelvoudige substantief voorafgegaan wordt door het onbepaalde lidwoord
een. In (59) kan van de naamwoordelijke
constituent een massa mensen het woord massa
als kern beschouwd worden, met mensen als nabepaling ('een
massa bestaande uit mensen'), maar ook mensen als kern en
een massa als hoeveelheidsaanduidende voorbepaling ('veel
mensen'). Naast elkaar is hier dan ook mogelijk:
|
(59a)
|
Er was een massa mensen op de been.
|
|
(59b)
|
Er waren een massa mensen op de been.
|
Hoewel zinnen met een meervoudige persoonsvorm zoals (59b) en
de volgende (b) -varianten in de praktijk vaak voorkomen en er
ook geen bezwaar tegen gemaakt hoeft te worden, zijn ze voor sommige
taalgebruikers (eerder voor ouderen dan voor jongeren en eerder in
Nederland dan in België)
niet aanvaardbaar
.
Andere voorbeelden zijn (vergelijk (60) met
(57) en (58)):
|
(60a)
|
Een groot aantal spreeuwen was in de bomen neergestreken.
|
|
(60b)
|
Een groot aantal spreeuwen waren in de bomen neergestreken.
|
|
(61a)
|
Een drietal mogelijkheden is hier te onderscheiden.
|
|
(61b)
|
Een drietal mogelijkheden zijn hier te onderscheiden.
|
|
(62a)
|
Er was maar een hand(je)vol toeschouwers komen
opdagen.
|
|
(62b)
|
Er waren maar een hand(je)vol toeschouwers komen
opdagen.
|
Over het algemeen gaat het gebruik van een meervoudige persoonsvorm wat
gemakkelijker in een zin met presentatief er (zoals
(59b) en (62b)) dan in andere zinnen.
Combinaties met soort onderscheiden zich van de voorgaande
doordat hier zowel een enkelvoudige als een meervoudige persoonsvorm
mogelijk is, ook al wordt soort door een bepaalde determinator
(bijv. een aanwijzend voornaamwoord) voorafgegaan: dit/dat
soort betekent hier 'zulke, dergelijke'. Een voorbeeld is:
|
(63a)
|
Dit soort problemen wordt in taalrubrieken dikwijls behandeld.
|
|
(63b)
|
Dit soort problemen worden in taalrubrieken dikwijls behandeld.
|
Opmerking 2
|
Er zijn ook gevallen waarin de betekenis van de zin juist een meervoudige
persoonsvorm dwingend maakt, bijv.:
|
(ia)
|
Een aantal kinderen kwam een voor een de kamer binnenlopen.
<<uitgesloten>>
|
|
(ib)
|
Een aantal kinderen kwamen een voor een de kamer binnenlopen.
|
|
(iia)
|
In de loop van de avond druppelde een aantal plaatselijke
jongeren het café binnen.
<<uitgesloten>>
|
|
(iib)
|
In de loop van de avond druppelden een aantal plaatselijke
jongeren het café binnen.
|
In (i) maakt de bepaling een voor een een
interpretatie waarbij de kinderen als groep binnenkomt
(aantal zou dan kern zijn) onmogelijk. In (ii)
impliceert het werkwoord binnendruppelen dat de jongeren
niet tegelijk binnenkomen. Vandaar dat in beide gevallen een persoonsvorm
in het meervoud vereist is.
|
|
Opmerking 3
|
Als de naamwoordelijke constituent in kwestie ook nog een betrekkelijke
bijzin als nabepaling bevat, kan zich een complicatie voordoen aangezien
het inleidende betrekkelijk voornaamwoord zich zowel naar het
enkelvoudige als naar het meervoudige substantief kan richten (zie
daarover echter
, [c]). Een voorbeeld:
|
(ia)
|
Een aantal mensen, dat al lang gewacht had, kon
niet meer toegelaten worden.
|
|
(ib)
|
Een aantal mensen, die al lang gewacht hadden,
konden niet meer toegelaten worden.
|
In een geval als (ia) lijkt in de rompzin alleen een
enkelvoudige persoonsvorm goed mogelijk, in een geval als
(ib) juist alleen maar een meervoudige persoonsvorm.
|
|
Opmerking 4
|
Het woord heleboel is niet als substantief te beschouwen. In
tegenstelling tot woorden als aantal, hand(je)
vol, hoop, massa kan het alleen maar
door een onbepaald lidwoord voorafgegaan worden; een
heleboel is een equivalent van het onbepaalde hoofdtelwoord
veel. De bijbehorende persoonsvorm staat altijd in het
meervoud:
|
(ia)
|
Er was nog een heleboel mensen op de been.
<<uitgesloten>>
|
|
(ib)
|
Er waren nog een heleboel mensen op de been.
|
|
|
|
|
b |
Niet alle substantieven die een onbepaalde hoeveelheid aanduiden, kunnen
(gevolgd door een meervoudig substantief) met een meervoudige persoonsvorm
gecombineerd worden. Dit is namelijk alleen mogelijk bij woorden waarvan de
eigen betekenis afgezwakt is en die praktisch fungeren als een onbepaald
hoofdtelwoord (vergelijk Opmerking 2). Dit laatste geldt
niet voor woorden als groep, kudde,
menigte, rij, verzameling, al is de
grens tussen beide categorieën niet scherp te trekken. Woorden van de
laatste categorie komen alleen met een enkelvoudige persoonsvorm voor;
vergelijk:
|
(64a)
|
Een kudde schapen liep te grazen op de berghelling.
|
|
(64b)
|
Een kudde schapen liepen te grazen op de berghelling.
<<uitgesloten>>
|
In dit geval moet men ervan uitgaan dat het eerste substantief van de
combinatie het kernwoord is en het volgende (een deel van) de nabepaling
daarbij (zie
). Hetzelfde geldt voor gevallen als een pond erwten,
een mand appelen, een doos spijkers,
een buisje aspirientjes (maar zie
). Hoewel vaak naar de betekenis het tweede substantief als het
centrale element beschouwd zal kunnen worden, is het eerste de syntactische
kern, die het getal van de persoonsvorm bepaalt. Zo is alleen maar mogelijk:
|
(65)
|
Er zijn twee flessen melk zuur geworden.
|
|
|
c |
Ook een enkelvoudig hoeveelheidsaanduidend woord gevolgd door een
van-bepaling met een meervoudig substantief kan soms
gecombineerd worden met zowel een enkelvoudige als een meervoudige
persoonsvorm. Voorbeelden:
|
(66)
|
Slechts een vijftal van de aanwezigen was/waren het niet eens
met het voorstel.
|
|
(67)
|
Een aantal van deze zinnen komt/komen overeen met de in de
vorige paragraaf behandelde.
|
Constituenten bestaande uit één van de en een meervoudig
substantief daarentegen komen als onderwerp uitsluitend voor met een
enkelvoudige persoonsvorm, bijv.:
|
(68)
|
Slechts één van de aanwezigen was het niet eens met het voorstel.
|
Voor het getal van de persoonsvorm in betrekkelijke bijzinnen bij zulke
constituenten (een van de eersten die...) zie men onder
punt 1c.
|
|
|
|