|
|
Brengen, maken, krijgen,
zetten; hebben, houden
|
[ 18·5·5·5 ]
|
|
De werkwoorden brengen, maken,
krijgen en zetten, evenals hebben en
houden kunnen gecombineerd worden met een lijdend voorwerp +
aan het + infinitief (eventueel met een tussengeplaatst
lijdend voorwerp). Het lijdend voorwerp van brengen enz.
fungeert als geïmpliceerd onderwerp van de infinitief. De combinatie
aan het + infinitief duidt bij brengen,
maken, krijgen en zetten de toestand
aan waarin degene die of datgene wat het geïmpliceerd onderwerp uitdrukt,
komt te verkeren (inchoatief aspect) tengevolge van het 'brengen' enz. Het
gemeenschappelijk betekeniselement van brengen,
maken, krijgen en zetten in deze
functie is 'veroorzaken'. Bij hebben en houden
gaat het veeleer om een toestand die al bereikt is (resultatief aspect).
Voorbeelden met hebben en houden zijn:
|
(1)
|
Ik had de motor net weer aan het lopen, toen de
telefoon ging.
|
|
(2)
|
Kun jij die machine zolang aan het draaien houden?
|
De combinatiemogelijkheden van brengen zijn zeer beperkt. Een
voorbeeld is:
|
(3)
|
Die opmerking bracht me weer aan het twijfelen.
|
Het werkwoord maken kan gecombineerd worden met infinitieven
die een werking aanduiden die niet het gevolg is van een wilsbesluit van
degene die de werking verricht. Heel gebruikelijk zijn: iemand aan
het lachen/huilen/schrikken maken, maar bijvoorbeeld ook mogelijk
is:
|
(4)
|
Als je de baby zo heen en weer schudt, maak je hem aan het
hikken.
|
Bij krijgen en zetten zijn de mogelijkheden
ruimer. Het werkwoord krijgen geeft aan dat het (enige) moeite
gekost heeft om degene die of datgene wat door het lijdend voorwerp (=
geïmpliceerd onderwerp van de infinitief) wordt aangeduid, de werking te
laten verrichten die door de infinitief uitgedrukt wordt. De betekenis is
dus 'iets/iemand zover krijgen dat...':
|
(5)
|
Hij was eerst erg somber, maar we kregen hem gelukkig weer
aan het lachen.
|
|
(6)
|
De politie heeft de arrestant eindelijk aan het praten gekregen.
|
|
(7)
|
Na een uur kreeg de monteur de machine weer aan het
draaien.
|
Wat zetten betreft kunnen we stellen, als a =
degene die door het onderwerp van zetten wordt aangeduid,
b = degene die door het lijdend voorwerp van
zetten (= geïmpliceerd onderwerp van de infinitief) wordt
aangeduid en c = de werking die door de infinitief wordt
uitgedrukt: b doet c omdat a een
zeker gezag over b uitoefent. Een voorbeeld:
|
(8a)
|
Zodra hij thuiskwam, zette moeder hem aan het
boontjes afhalen.
|
Voor de verschillen tussen maken, krijgen en
zetten vergelijke men verder de volgende zinnen:
|
(9a)
|
De kinderen kregen opa aan het sprookjes
vertellen.
|
|
(9b)
|
De kinderen maakten opa aan het sprookjes
vertellen.
<<uitgesloten>>
|
('sprookjes vertellen' is het gevolg van een wilsbesluit)
|
(9c)
|
De kinderen zetten opa aan het sprookjes
vertellen.
<<uitgesloten>>
|
(er is geen gezagsverhouding)
|
(10a)
|
De politie kreeg de arrestant aan het praten.
|
|
(10b)
|
De politie zette de arrestant aan het praten.
<<uitgesloten>>
|
('praten' is geen gevolg van de gezagsverhouding)Uit (8a) en
(9a) blijkt dat tussen aan het en de
infinitief een lijdend voorwerp geplaatst kan worden (zie
). Plaatsing vóór aan het is uitgesloten:
|
(8b)
|
Zodra hij thuiskwam, zette moeder hem boontjes aan het afhalen.
<<uitgesloten>>
|
|
(9d)
|
De kinderen kregen opa sprookjes aan het vertellen.
<<uitgesloten>>
|
Opmerking
|
Een lijdend voorwerp kan wel, ongeacht de vorm die het heeft,
geïntegreerd worden in een voorzetselconstituent met van,
die dan achter de infinitief staat:
|
(i)
|
Hij zette zijn assistent aan het typen van adressen.
|
|
(ii)
|
De hoofdassistent zette de aspirant-redacteur aan het excerperen van
oude woordenboeken.
|
De constructie heeft dan echter geen werkwoordelijk karakter meer, er is
veeleer sprake van een naamwoordelijke constituent (in (i):
het typen van adressen), vergelijkbaar met het
werk in aan het werk zetten.
Het hier genoemde alternatief komt niet zo gauw voor bij gebruikelijke
combinaties zoals sprookjes vertellen en
boontjes afhalen als bij minder gebruikelijke
combinaties zoals adressen typen en
woordenboeken excerperen.
|
|
|
|
|
|