Zinsdelen in de constructie aan het + infinitief
 
[ 21·6·3·2 ]
 
1 Doorbreking van de constructie aan het + infinitief (zie ) is met name mogelijk door een lijdend voorwerp, mits aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Voorwerp en infinitief moeten een zekere semantische eenheid vormen. Het is echter niet precies te omschrijven wanneer er van een dergelijke eenheid sprake is. In het algemeen geldt dat plaatsing van een voorwerp tussen aan het en de infinitief niet goed mogelijk is bij minder gebruikelijke of minder voor de hand liggende combinaties (vergelijk bijv. (2d) met (2b) hieronder, of (6b) met (5b)). Verder is er nog de volgende beperking: het voorwerp moet een naamwoordelijke constituent zijn die niet bepaald is; formeel gaat het om een substantivische constituent die uit slechts één woord bestaat (dus geen determinator of een voorbepaling bij zich heeft) en een soortnaam is (bijv. een stofnaam, een abstract substantief of een meervoudige voorwerpsnaam). Als niet aan de genoemde vormelijke vereisten voldaan is, dan is doorbreking uitgesloten. Overigens heeft niet-doorbreking vrijwel altijd de voorkeur, zodat het aan te bevelen is bij twijfel deze variant te gebruiken.
     Voorbeelden zijn:

(1a) Vader |is| alweer koffie |aan het zetten. |
(1b) Vader |is| alweer |aan het koffie zetten. |
(2a) De schilder |was| nog steeds verf |aan het mengen.|
(2b) De schilder |was| nog steeds |aan het verf mengen.|
(2c) De schilder |was| nog steeds |aan het de/zijn verf mengen.|   <<uitgesloten>>
(2d) De schilder |was| nog steeds |aan het verf uitzoeken.|   <<twijfelachtig>>
(3a) |Zijn| jullie al reisplannen |aan het maken?|
(3b) |Zijn| jullie al |aan het reisplannen maken?|
(3c) |Zijn| jullie al |aan het nieuwe reisplannen maken?|   <<uitgesloten>>
(4a) Beneden op straat |waren| een heleboel kinderen sneeuwballen |aan het gooien.|
(4b) Beneden op straat |waren| een heleboel kinderen |aan het sneeuwballen gooien.|
(5a) Ze |waren| al maanden ruzie |aan het maken. |
(5b) Ze |waren| al maanden |aan het ruzie maken. |
(6a) |Ben| je weer ruzie |aan het uitlokken? |
(6b) |Ben| je weer |aan het ruzie uitlokken?|   <<twijfelachtig>>
(7a) Onze bovenburen |waren| weer herrie |aan het maken.|
(7b) Onze bovenburen |waren| weer |aan het herrie maken.|
(7c) Onze bovenburen |waren| weer |aan het grote herrie maken.|   <<uitgesloten>>
(8a) Hij |is| nog steeds brieven |aan het schrijven.|
(8b) Hij |is| nog steeds |aan het brieven schrijven.|
(8c) Hij |is| nog steeds |aan het een brief schrijven.|   <<uitgesloten>>
(9a) Waarom |was| ze Jan |aan het uitlachen? |
(9b) Waarom |was| ze |aan het Jan uitlachen?|   <<uitgesloten>>
(10a) Waarom |was| ze hem |aan het uitlachen? |
(10b) Waarom |was| ze |aan het hem uitlachen?|   <<uitgesloten>>

Sommige gevallen naderen tot een samenkoppeling, vergelijk bijv. koffie#zetten, bier #brouwen of ruzie#maken met lesgeven (in één woord geschreven). Naarmate een combinatie meer als een samenkoppeling gevoeld wordt, is plaatsing van het substantivische element vóór de infinitief gewoner (zie bijv. (5b)).
 
2 Soms kan ook een adjectivisch element tussen aan het en de infinitief komen (vergelijk met de in vermelde gevallen). Ook hier bestaat er een voorkeur voor niet-doorbreking. Een voorbeeld is:

(11a) Hij |was| weer gek |aan het doen.|
(11b) Hij |was| weer |aan het gek doen.|


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina