|
|
Gaan, raken, slaan
|
[ 18·5·5·4 ]
|
|
De werkwoorden gaan, raken en slaan
kunnen met aan het + infinitief verbonden worden om het
begin van de werking aan te geven die door de infinitief wordt uitgedrukt
(inchoatief aspect). Het getalsonderwerp van deze werkwoorden is ook het
geïmpliceerd onderwerp van de infinitief. Het aantal infinitieven waarmee
gaan enz. gecombineerd kunnen worden, is beperkt. De
mogelijkheden zijn in de verschillende delen van het taalgebied niet
dezelfde. Voorbeelden zijn:
|
(1)
|
Ze gingen aan het discussiëren over het voor en tegen.
|
|
(2a)
|
Toen de politie eraan kwam, gingen ze aan het hollen.
|
|
(3)
|
De twee partijen raakten zelfs aan het vechten.
|
|
(4)
|
Hij raakte aan het malen. ('werd geestesziek')
|
|
(5)
|
De matrozen sloegen aan het muiten.
|
Gezien de beperkte combinatiemogelijkheden valt er over de eventuele
toevoeging van een lijdend voorwerp bij de infinitief weinig te zeggen. Een
zin als de volgende lijkt mogelijk (vergelijk
):
|
(6)
|
Ze gingen aan het ruzie maken.
|
Als alternatief voor de constructie aan het...gaan kan
gaan + infinitief gebruikt worden (zie
):
|
(2b)
|
Toen de politie eraan kwam, gingen ze hollen.
|
|
|
|
|