Doen (omschrijvend)
 
[ 18·5·4·10·iv ]
 
Doen wordt gecombineerd met een infinitief zonder te in zinnen als de volgende, die beperkt zijn tot informeel taalgebruik en nagenoeg alleen in Nederland voorkomen:

(1) Doe jij vandaag stofzuigen? (= 'Stofzuig jij...')

(2) Ik doe er altijd nog een beetje koffieroom doorroeren. (= 'Ik roer...door')   <informeel, regionaal>
(3) We deden altijd meteen na het eten afwassen. (= 'We wasten...af')   <informeel, regionaal>
(4) Ze doen daar veel kaarten. (= 'Ze kaarten...')   <informeel, regionaal>

Voorzover bij dit type een achter-pv mogelijk is, blijkt doen verplicht groepsvormend te zijn. Het onderwerp van de zin is tevens geïmpliceerd onderwerp van de infinitief.
     Doen heeft hier een omschrijvende functie, dat wil zeggen dat het het voorkomen van een infinitief mogelijk maakt zonder dat er iets aan de betekenis van die infinitief toegevoegd wordt. Dit doen wordt voornamelijk gebruikt in zinnen die aangeven dat er sprake is van een handeling die men regelmatig, gewoonlijk verricht. Opmerking


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina