Andere gebruikswijzen van laten
 
[ 18·5·4·10·iii ]
 
Ook in de hier beschreven gevallen wordt laten gecombineerd met een infinitief zonder te. Door de syntactische beperkingen van de constructies is over het groepsvormende karakter geen uitspraak te doen.
     Een heel eigen gebruikswijze van laten kunnen we aantreffen in constructies die verwantschap vertonen met die met kijk of hoor (zie ). Het betreft zinnen die met laat of laten beginnen, meteen gevolgd door het geïmpliceerd onderwerp van de infinitief.
     Is het geïmpliceerd onderwerp een persoonlijk voornaamwoord, dan kan altijd de onderwerpsvorm gebruikt worden. Voor de tweede persoon is dit verplicht (zie voorbeeld (14) hieronder). Voor de derde persoon kan zowel de onderwerps- als de niet-onderwerpsvorm gebruikt worden (zie bijv. (5) en (6)), voor de eerste persoon eveneens, maar de niet-onderwerpsvorm is in dit geval als formeel taalgebruik te beschouwen (zie (2), (4) en (10)).
     Voor het getal van het vervoegde werkwoord geldt het volgende. De enkelvoudsvorm laat is verplicht als het geïmpliceerd onderwerp van de infinitief een persoonlijk voornaamwoord (onderwerpsvorm) in het enkelvoud of een niet-voornaamwoordelijke constituent in het enkelvoud is (zie respectievelijk bijv. (1) en (7) hierna) en eveneens als het een persoonlijk voornaamwoord in de niet-onderwerpsvorm is, ongeacht of dit enkelvoud of meervoud is (zie bijv. (4) en (6b); de enkelvoudsvorm kán gebruikt worden als het geïmpliceerd onderwerp meervoud is en geen voornaamwoord (zie 8b)). De meervoudsvorm laten is verplicht als het geïmpliceerd onderwerp een meervoudig persoonlijk voornaamwoord in de onderwerpsvorm is (zie bijv. (3) en (6a)); hij kán gebruikt worden bij een niet-voornaamwoordelijk meervoudig geïmpliceerd onderwerp (zie (8a)).
     Naar de betekenis zijn er drie groepen te onderscheiden:

[1]  De zin drukt een aansporing, een wens of een waarschuwing uit. Het geïmpliceerd onderwerp kan alleen eerste (bij een aansporing altijd) en derde persoon zijn.

(1) Kom, laat ik eens gaan werken.
(2) Laat mij beginnen met op te merken dat hier iets bijzonders aan de hand is.   <formeel>
(3) Laten we beginnen.
(4) Laat ons hopen dat dit niet gebeurt.   <formeel>
(5a) Laat hij maar oppassen!
(5b) Laat hem maar oppassen!
(6a) Laten ze dat toch in hemelsnaam nooit meer doen!
(6b) Laat hen dat toch in hemelsnaam nooit meer doen!
(7) Laat die chauffeur nou eens opschieten.
(8a) Laten die mensen toch weggaan!
(8b) Laat die mensen toch weggaan!

Een min of meer geijkte formule is Laat ons bidden met ons in plaats van (laten) wij.

[2]  De zin drukt verrassing uit. Meestal wordt nou (toch) gebruikt:

(9) Laat ik die condensator nou verkeerd hebben aangesloten!
(10) Laat mij daar midden uit de oneindigheid een stem vernemen...   <formeel>
(11) Laten jullie nou de eerste prijs gewonnen hebben!
(12) Laat die parkeerwachter nou toch niks gezien hebben!



[3]  De zin, die altijd met een andere zin gecombineerd wordt, drukt een toegeving uit. Meestal wordt in de toegevende zin dan gebruikt. Alleen bij gevallen die tot deze derde groep behoren, kan het groepsvormende werkwoord beklemtoond worden.

(13) Goed, laten we dat tientje dan niet meegerekend hebben, dan komen we nog dertig gulden te kort.
(14) Laat jij dan goed geslapen hebben, alle anderen hebben geen oog dichtgedaan.
(15) Láát hij dan vaak afwezig zijn, het is best een aardige collega.

Opmerking



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina