Naamwoordelijke constituenten
 
[ 17·3·1 ]
 
In de meeste voorzetselconstituenten komt een voorzetsel(uitdrukking) gevolgd door een naamwoordelijke constituent voor. Voorbeelden (waarin de naamwoordelijke constituent gecursiveerd is):

(1) op het perron
(2) in de wasserette
(3) uit water
(4) van wie
(5) met die blauwe
(6) door het luisteren naar de radio
(7) op grond van zijn grote verdiensten

Wanneer het voorzetsel, zoals in de voorbeelden (8) en (9), gecombineerd wordt met een persoonlijk voornaamwoord, dan heeft het persoonlijk voornaamwoord de niet-onderwerpsvorm (zie ). Voorbeelden:

(8) met hem
(9) bij mij

Een voorzetsel(uitdrukking) kan ook worden voorafgegaan door een naamwoordelijke constituent. Het betreft dan substantivische naamwoordelijke constituenten. Voorbeelden:

(10) de kamer uit
(11) de garage in
(12) de haven langs
(13) het mooie weer ten spijt

Zie ook .
     Een naamwoordelijke constituent kan in een voorzetselconstituent ook door twee voorzetsels worden ingesloten. Voorbeelden:

(14) (Je moet) achter hem aan (lopen.)
(15) (Zijn jas lag) over de stoel heen.
(16) (Els liep) tussen de rijen door.


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina