|
(1a)
|
Hij holde de trap af.
|
|
(1b)
|
Hij viel van de trap.
|
|
(2a)
|
Ze kwamen de bebouwde kom binnen.
|
|
(2b)
|
Ze kwamen binnen de bebouwde kom.
|
|
(2c)
|
Binnen de bebouwde kom mag je niet harder dan 50 kilometer per
uur rijden.
|
|
(3a)
|
We zijn het park door gewandeld en toen kwamen we vanzelf bij
het monument.
|
|
(3b)
|
We zijn door het park naar het monument gewandeld.
|
|
(3c)
|
We hebben de hele middag door het park gewandeld.
|
|
(4a)
|
Hij sprong meteen het water in.
|
|
(4b)
|
Hij sprong meteen in het water.
|
|
(4c)
|
In het water stonden een paar kinderen te springen.
|
|
(5a)
|
Op weg naar het station liep hij nog één keer de haven langs.
|
|
(5b)
|
Hij liep langs de haven naar het station.
|
|
(5c)
|
Hij kon uren langs de haven lopen.
|
|
(6a)
|
Hij liep hard de hoek om.
|
|
(6b)
|
Hij stak zijn hoofd om de hoek.
|
|
(6c)
|
Ze zijn om de hoek aan het hardlopen, geloof ik.
|
|
(7a)
|
Het autootje kroop de steile helling op.
|
|
(7b)
|
De peuter kroop op moeders schoot.
|
|
(7c)
|
Op het hagelwitte laken kroop een griezelig insekt.
|
|
(8a)
|
Hij rende het veld over naar de eretribune.
|
|
(8b)
|
Hij rende over het veld naar de eretribune.
|
|
(8c)
|
Ze hebben de hele middag over het veld lopen rennen, maar
zonder veel resultaat.
|
|
(9a)
|
We reden het plein rond en toen weer dezelfde weg terug.
|
|
(9b)
|
We reden rond het plein en toen weer dezelfde weg terug.
|
|
(9c)
|
Hoelang zijn we nu al rond dit plein aan het rijden?
|
|
(10a)
|
Ik ben al jong het huis uit gegaan.
|
|
(10b)
|
Ik ben uit die vereniging gegaan.
|
|
(11a)
|
U vaart die steiger voorbij en dan ziet u het wel.
|
|
(11b)
|
Toen we voorbij de steiger voeren, juichten ze allemaal.
|
|
(11c)
|
Een heel eind voorbij de steiger voeren een paar schepen.
|