De bouw van de voorzetselconstituent
 
[ 17ยท2 ]
 
1 Een voorzetselconstituent is opgebouwd uit een voorzetsel (of voorzetseluitdrukking), dat (die) de kern vormt, en een complement met daarbij eventueel een of meer begeleidende elementen (toevoegingen).
     In de meeste voorzetselconstituenten staat het voorzetsel (gecursiveerd in de volgende voorbeelden) voor het complement. Voorbeelden:

(1) in het huis
(2) met vakantie
(3) voor bij het eten

Maar ook de omgekeerde volgorde komt voor. Het voorzetsel komt dan na het complement en staat achter in de voorzetselconstituent. We spreken in zo'n geval van een achtergeplaatst voorzetsel. Meestal gaat het dan om voorzetselconstituenten die in de zin de functie van bepaling van richting hebben (zie ). Het complement is in deze gevallen een substantivische naamwoordelijke constituent. Voorbeelden:

(4) (Hij holde) de trap af.
(5) (Hij sprong meteen) het water in.

Ten slotte is het ook nog mogelijk dat een voorzetselconstituent bestaat uit een combinatie van twee voorzetsels met een complement, waarbij het ene voorzetsel voor het complement staat en het andere erachter (zie ). Ook hierbij is het complement op een enkele uitzondering na een naamwoordelijke constituent. Voorbeelden:

(6) (Ze liepen) om de vijver heen.
(7) (Dat is wat je noemt) bij de wilde spinnen af.

Op de voorzetsels die aan het complement vooraf kunnen gaan, erop kunnen volgen of het complement kunnen insluiten wordt nader ingegaan in het hoofdstuk over het voorzetsel (zie ).
 
2 In een voorzetselconstituent kunnen ook toevoegingen voorkomen. Deze kunnen zowel links als rechts van de kern staan. Staan ze links van de kern, dan spreken we van voorbepalingen. Voorbeelden (de toevoegingen hierin zijn gecursiveerd):

(8) vlak voor de brug
(9) direct na het eten

De voorbepalingen, in de gegeven voorbeelden vlak en direct, staan meteen links van de kern.
     Staan de bepalingen rechts van de kern, dan spreken we van nabepalingen. De nabepalingen, in de onderstaande voorbeelden in huis en op schoot, volgen direct op het complement. Voorbeelden:

(10) bij Frank in huis
(11) bij moeder op schoot


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina