De achtervoegsels -s, -er, -ster, -isch en -iek
 
[ 12·4·2·3·3 ]
 
Met een persoonsnaam als grondwoord
Met de naam van een dag, maand, seizoen of windstreek als grondwoord
Met een geografische naam als grondwoord
Met een van oorsprong uitheems substantief als grondwoord
Met een ander substantief als grondwoord

 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina