Met een van oorsprong uitheems substantief als grondwoord
 
[ 12·4·2·3·3·d ]
 
Met het onbeklemtoonde achtervoegsel -isch, uitgesproken als ies, worden van van oorsprong niet-Nederlandse, veelal 'geleerde' woorden, adjectieven afgeleid als:

agogisch, algebraïsch, automatisch, despotisch, dialectisch, organisch, telefonisch, vulkanisch.

Gewoonlijk valt een deel van het grondwoord weg: bij woorden op -ie, -iek, -ica of op sjwa, komt -isch daarvoor in de plaats, bijv.

historisch, ironisch, melodisch, filologisch; ethisch, romantisch, semantisch; esthetisch, logisch; typisch.

Een vorming op basis van een Nederlands woord is afgodisch. Een afwijkende vorm is kameleontisch (van kameleon), evenals het van een eigennaam afgeleide napoleontisch.
     Het achtervoegsel -isch draagt niet zelf het woordaccent, maar trekt dit in de regel wel naar de aan -isch voorafgaande lettergreep toe, vergelijk bijv. agitátor - agitatórisch (met verandering in de klinker), álfabet (ook wel: alfabét) - alfabétisch (met verandering in de klinker), álgebra - algebráïsch, álcohol - alcohólisch (met verandering in de klinker), próza - prozáïsch .
     Volgens dit type worden onder meer heel wat adjectieven gevormd van substantieven op -ist(e), bijv. calvinistisch, communistisch, feministisch, naturalistisch, zionistisch en dergelijke, en naar analogie hiervan: arbeideristisch (allemaal woorden die als pendant een substantief op -isme hebben: feminisme, naturalisme, enzovoort). Verder (zonder pendant op -isme) onder andere anglistisch, humoristisch, publicistisch, renaissancistisch, solistisch . Voor de overeenkomstige substantieven zie .
     Naast het achtervoegsel -isch komt in een reeks ontleende woorden het klemtoon dragende -iek voor, bijv. canoniek, energiek, numeriek, periodiek, tiranniek . Soms bestaan de twee vormen naast elkaar, gewoonlijk met een betekenisverschil c.q. -nuance of een verschil in gebruikssfeer:
     apostolisch - apostoliek (weinig gebruikelijk);
     cholerisch - choleriek;
     elektrisch - elektriek (verouderd of regionaal (in België));
     fysisch ('betrekking hebbend op de natuur') - fysiek ('lichamelijk', bijv. in: fysieke uitputting );
     generisch - generiek;
     juridisch - juridiek (weinig gebruikelijk);
     komisch - komiek (minder verfijnd);
     kritisch ('beoordelend; betrekking hebbend op de kritiek') - kritiek ('ernstig, hachelijk, gevaarlijk', bijv. een kritiek ogenblik ; maar ook in deze betekenis: kritische temperatuur , kritische massa en andere);
     logistisch ('betrekking hebbend op de mathematische logica') - logistiek ('met betrekking tot de logistiek');
     melancholisch - melancholiek;
     metallisch (vooral in scheikunde en natuurkunde gebruikelijk) - metalliek;
     metrisch ('met betrekking tot het metrum, de metriek') - metriek (in: het metrieke stelsel );
     mystisch (alleen in de betekenis 'geheimzinnig, raadselachtig') - mystiek ('betrekking hebbend op de mystiek');
     organisch - organiek (in: organieke wetten, de organieke getalsterkte);
     symbolisch - symboliek (weinig gebruikelijk).
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina