|
|
Met een ander woord als grondwoord
|
[ 12·4·2·3·2·c ]
|
|
Door middel van het onbeklemtoonde achtervoegsel -lijk zijn
van een voorzetselbijwoord afgeleid:
achterlijk,
voorlijk en met tussenvoeging van -er-:
innerlijk,
uiterlijk.
In een paar gevallen komen afleidingen met een adjectief als grondwoord
voor. Voorbeelden met -zaam zijn
langzaam en
gemeenzaam. Andere gevallen met -zaam zonder dat
synchroon een afleidingsbasis aan te wijzen is, zijn onder meer
bedachtzaam,
behulpzaam,
moeizaam,
onachtzaam,
zelfgenoegzaam
. Een afleiding met -baar van een adjectief is
openbaar (met wisselend accent); zonder een synchroon voorhanden
afleidingsbasis:
bruikbaar. Afleidingen met -(e)lijk zijn
openlijk,
ziekelijk,
lieflijk,
kouwelijk,
ouwelijk
. Vergelijk verder
.
Opmerking 4
|
Bij afleidingen die gevormd worden met -lijk (met sjwa
uitgesproken) doen zich wel eens moeilijkheden voor in de keuze tussen
-lijk of -elijk. In verband met de tussenklank
-e- (eveneens uitgesproken als een sjwa) kunnen de volgende
hulpregels wellicht enig houvast bieden, waarbij opgemerkt moet worden
dat -elijk in
gesproken taalgebruik
algemener voorkomt dan in geschreven taalgebruik.
|
[1]
Als het grondwoord uitgaat op r treedt nooit
-e- op, bijv.
gebeurlijk,
gevaarlijk,
bestuurlijk
.
[2a] Als het grondwoord eindigt op p,
t, k, b of d, wordt
-e- ingevoegd, behalve als [3a] geldt, bijv.
gemeenschappelijk,
hopelijk,
wettelijk,
onmetelijk,
verschrikkelijk,
zakelijk,
hebbelijk,
goddelijk,
vermoedelijk,
vriendelijk
. (In de geschreven taal worden de spellingsregels toegepast, in de
gesproken taal de uitspraakregels.)
[2b] In andere gevallen, zie [3].
[3a] Als de laatste lettergreep van het grondwoord een sjwa
bevat, of anderszins onbeklemtoond is, treedt nooit -e- op,
bijv.
wereldlijk,
avondlijk,
openlijk,
zaliglijk,
vaderlijk;
koninklijk
.
[3b] In andere gevallen treedt gewoonlijk wel
-e- op, maar zie [4] t/m [7].
[4]
Het grondwoord eindigt op n.
[4a] Als de n voorafgegaan wordt door een
lange klinker of een tweeklank, wordt geen -e- ingevoegd,
bijv.
aanzienlijk,
(on)doenlijk,
fortuinlijk,
gewoonlijk,
pijnlijk
.
[4b] In andere gevallen wordt meestal -e-
ingevoegd, bijv.
mannelijk,
kennelijk,
onoverwinnelijk
, met als minder gewone nevenvormen
manlijk,
kenlijk,
onoverwinlijk
.
[5]
Het grondwoord eindigt op ch (vaak als g
geschreven).
[5a] Na geschreven g wordt gewoonlijk geen
tussenklank geschreven, bijv.
bedrieglijk,
beweeglijk,
ontzaglijk,
vaaglijk,
werktuiglijk
. Soms komen beide vormen voor:
walg(e)lijk,
zorg(e)lijk
. Altijd met -e- komt voor:
hertogelijk (
aartshertogelijk,
groothertogelijk
).
[5b] Na een geschreven ch schrijft men
-e-:
belachelijk,
hachelijk
.
[6]
Het grondwoord eindigt op f.
[6a] Na een lange klinker of een tweeklank, zijn beide
vormen mogelijk, bijv.
ongelofelijk/ongelooflijk,
gerief(e)lijk,
vergefelijk/vergeeflijk,
lief(e)lijk,
slafelijk/slaaflijk,
lijf(e)lijk,
onbeschrijf(e)lijk
.
[6b] In andere gevallen wordt vrijwel altijd de tussenklank
-e- ingevoegd, bijv.
erfelijk,
verderfelijk,
(on)sterfelijk,
stoffelijk,
boetstraffelijk
.
[7]
Het grondwoord eindigt op s.
[7a] Na een lange klinker of een tweeklank, zijn beide
vormen mogelijk, bijv.
ongeneselijk/ongeneeslijk,
verkies(e)lijk,
afgrijs(e)lijk,
huis(e)lijk, maar altijd:
pauselijk,
ijselijk,
wijselijk
.
[7b] In andere gevallen wordt vrijwel altijd
-e- ingevoegd, bijv.
toepasselijk,
misselijk,
menselijk,
valselijk
.
|
|
|
|
|
|
|