Inleiding
 
[ 12·3·2·4·i ]
 
Bij samenstellingen die opgebouwd worden uit een adjectief en een substantief, kan het eerste lid ofwel de verbogen vorm ofwel de onverbogen vorm hebben. Voor woorden met oud- als voorvoegsel (bijv. oud-voorzitter en dergelijke) zie .
     Samenstellingen van het hier genoemde type moeten onderscheiden worden van woordgroepen, bestaande uit dezelfde elementen. We illustreren het verschil aan de hand van samenstellingen met een verbogen adjectivisch eerste lid. Afgezien van betekenisverschil en een eventueel accentverschil (zie verderop), doen zich syntactische en morfologische verschillen voor. Zo worden hogeschool en jongeheer als samenstelling opgevat, onder andere vanwege combinatiemogelijkheden als:

(1a) een hoge hogeschool
(2) een jonge jongeheer

In (1a) en (2) doen de gecursiveerde woorden dienst als kern van een naamwoordelijke constituent. In de volgende zinnen echter vormen hoge school respectievelijk jonge heer een groep (bestaande uit een substantief met een daaraan voorafgaand adjectief) binnen een naamwoordelijke constituent:

(3a) Je moet niet die lage maar die hóge school fotograferen.
(4) De oude heer ging wandelen maar de jónge heer bleef thuis.

Tussen een groep, zoals in (3a) en (4), en een samenstelling zijn er duidelijke syntactische verschillen. In het eerste geval kan er een graadaanduidend bijwoord voor het adjectivische element komen , in het tweede geval niet, vergelijk bijv.:

(3b) Je moet niet die lage maar die erg hoge school fotograferen.
(1b) een erg hogeschool   <<uitgesloten>>

Een verschil doet zich ook voor ten aanzien van de vorming van verkleinwoorden, vergelijk bijv.:

(5a) (een) jongeheertje (= samenstelling)
(5b) (een) jong heertje (= woordgroep)


 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina