toe-
 
[ 12·2·2·2·ii·26 ]
 
Het bijwoord toe komt voor in een tweetal naar de betekenis onderscheiden types van scheidbare werkwoorden.

[1]  De betekenis is 'het verrichten van de werking die door het werkwoordelijk deel genoemd wordt, in de richting van of ten gunste van iets of iemand'. Dit procédé is productief. Voorbeelden zijn:

toeademen, toeblaffen, toebrullen, (iemand iets) toegooien, toelopen, toeroepen, toesissen, toesturen.

Bij deze groep sluiten zich ook toegeven en toestaan aan.
     Vergelijk verder met het meer formele tegen- en met tegemoet-, dat echter alleen gecombineerd kan worden met werkwoorden die een wijze van voortbewegen noemen ( tegemoetlopen en dergelijke).

[2]  De betekenis is 'het verrichten van de werking uitgedrukt door het tweede lid van de samenkoppeling zodat het voorwerp van de handeling dicht is'. Het procédé is productief, maar ondervindt concurrentie van vormingen met dicht- . De voorkeur voor één van deze beide procédés is niet in alle delen van het taalgebied dezelfde: er is een duidelijke voorkeur voor toe- in België, dicht- heeft de voorkeur in Nederland, vooral in de noordelijke provincies. Voorbeelden van vormingen met toe- als eerste lid zijn:

toebinden, toedraaien, toegooien, toehouden, toeknijpen, toeplakken, toeslaan, toestoppen.



 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina