|
[1]
Over geeft aan het werkwoord een betekeniselement
'verplaatsing over een zekere afstand'. Het procédé is productief.
Voorbeelden zijn:
overbrieven,
overdrijven,
overduwen,
overgieten,
overhevelen,
overmaken,
overseinen,
overvaren,
overzetten.
Op overeenkomstige wijze kan gevormd worden
overdruppelen als in de zin:
|
(62)
|
Hij wilde een klein beetje van het geneesmiddel overdruppelen
in een klein flesje, zodat hij het mee kon nemen op reis.
|
Zie voor gevallen als het kanaal over (zwemmen)
(zie ook
).
[2]
De samenkoppeling betekent: 'opnieuw de werking verrichten die door het
werkwoordelijk deel genoemd wordt'. Dit procédé is productief. Gangbaar
zijn bijvoorbeeld:
overdoen en
overlezen. Zo kan men ook vormen
overstrijken als in de zin:
|
(63)
|
(Die zakdoek is niet goed gestreken.) Wil je die nog eens
overstrijken?
|
[3]
De werkwoorden met over kunnen een imiterende activiteit
aanduiden ('door te - een tweede exemplaar van iets vervaardigen'). Deze
groep is nauw verwant met de vorige. Voorbeelden zijn
overschrijven,
overtekenen evenals
overtikken
zoals in:
|
(64)
|
Wil je dat staatje voor me overtikken? (Ik heb een kopie nodig
en het kopieerapparaat is kapot.)
|
|