|
Alle werkwoorden die op een of andere wijze een 'voortbewegen' betekenen,
kunnen met binnen (in de richtingaanduidende betekenis)
samenkoppelingen vormen. Het procédé is productief. Naast vormingen als
binnengaan,
binnenglippen,
binnenkomen,
binnenrijden,
binnenvaren
kan men ook vormen
binnenrollen,
binnensijpelen,
binnenstrompelen
, enzovoort. Enkele voorbeeldzinnen zijn:
|
(20)
|
Iedereen keek verbaasd op toen hij binnenstrompelde.
|
|
(21)
|
Hij probeerde ongemerkt binnen te glippen.
|
Verder kan binnen ook met andere werkwoorden gecombineerd
worden. Het bijwoord geeft ook hier weer de richting of het doel aan van de
werking. Voorbeelden waarin het tweede lid geen werkwoord is dat een manier
van voortbewegen aanduidt, zijn:
binnenbrengen,
binnendragen,
binnenhouden,
binnenkrijgen,
binnenlaten,
binnenroepen,
binnensmokkelen.
Een voorbeeldzin met het werkwoord binnenkrijgen is:
|
(22)
|
De patiënt kon geen voedsel binnenkrijgen.
|
Opmerking 3
|
Meestal kan men een met binnen gecombineerd werkwoord
vervangen door een omschrijving met naar binnen en het
ongelede werkwoord, behalve wanneer de plaats in de richting waarvan de
werking zich uitstrekt met name genoemd wordt (zoals in
(ii)). Vergelijk met elkaar:
|
(ia)
|
Mag ik binnengaan?
<regionaal>
|
|
(ib)
|
Mag ik naar binnen gaan?
|
|
(iia)
|
De tanker is de haven binnengevaren.
|
|
(iib)
|
De tanker is de haven naar binnen gevaren.
.
|
In de andere gevallen doen zich
streekgebonden verschillen
voor (vergelijk bijv. een
vooral in Belgisch Nederlands voorkomende
zin als (ia) met (ib)), maar ook afgezien
daarvan is variatie mogelijk, vergelijk bijv. met elkaar
de oogst binnenhalen/binnenrijden
, en
iets door het raam naar binnen halen
/
de auto naar binnen rijden
.
|
|
Opmerking 4
|
In gevallen waarin het doel van de richting genoemd wordt, zoals in
de haven binnenvaren
, is het ook mogelijk binnen als een achtergeplaatst
voorzetsel op te vatten (
de haven binnen (varen)
). Er is dan geen sprake van een samengesteld werkwoord
.
|
|
|
|