Prepositioneel er
 
[ 8·6·4 ]
 
Als er een deel is van een voornaamwoordelijk bijwoord dat gesplitst voorkomt, noemen we het voorzetsel-verbonden of prepositioneel er. Een voorbeeld:

(1) Toen ze bij het water kwamen, dook hij er meteen in.

Er verwijst hier naar het water en vormt samen met het voorzetselbijwoord in het voornaamwoordelijk bijwoord er (...) in. We noemen met er samengestelde voornaamwoordelijke bijwoorden persoonlijk, omdat ze als neutrale variant contrasteren met de met hier of daar samengestelde aanwijzende voornaamwoordelijke bijwoorden (bijv. hier (...) in, daar (...) in) . Vergelijk met het locatieve er .
     Prepositioneel er hoeft niet verwijzend te zijn. Er zijn namelijk nogal wat vaste uitdrukkingen met een persoonlijk voornaamwoordelijk bijwoord, waarbij er niet aan iets concreets refereert, zoals in de (a) -zinnen hieronder (in de corresponderende (b) -zinnen is er wel verwijzend):

(2a) Je bent er gloeiend bij! ('je bent gesnapt')
(2b) (Ik heb de lijst van prijswinnaars doorgelezen, maar) je bent er niet bij. (= bij de prijswinnaars)
(3a) Hij sloeg er meteen op. ('hij werd meteen handtastelijk')
(3b) (Hij hield de spijker stevig vast, en) sloeg er met een hamer op. (= op de spijker)

Zie verder bij de behandeling van de voornaamwoordelijke bijwoorden .
 
vorige pagina De voor dit onderdeel gebruikte literatuur volgende pagina